Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03 juni 2004
gepubliceerd op 23 juni 2004

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031306
pub.
23/06/2004
prom.
03/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/03/2004031306/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2004. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;

Gelet op de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit;

Gelet op de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse I A als bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 5 juli 1997 betreffende de milieuvergunningen;

Gelet op de ordonnantie van 22 mei 2003 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een nationaal klimaatplan, alsook het rapporteren in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties over klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;

Gelet op de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse I B, II, III, met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 12 mei 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 mei 2004;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de omzettingstermijn voor richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten in de Gemeenschap sedert 31 december 2003 verstreken is;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I.- Doelstelling, begripsomschrijving en toepassingsgebied Doelstelling

Artikel 1.Dit besluit heeft ten doel de omzetting van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten in de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad.

Het besluit regelt de handel in broeikasgasemissierechten teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen.

Toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de emissies uit in bijlage I, kolom twee genoemde activiteiten en op in bijlage I, kolom drie genoemde broeikasgassen.

Begripsomschrijving

Art. 3.In dit besluit wordt verstaan onder : a) "emissierecht" : overeenkomstig de bepalingen van dit besluit overdraagbaar recht om, uitsluitend teneinde aan de eisen van dit besluit te voldoen, gedurende een bepaalde periode één ton kooldioxide-equivalent uit te stoten;b) "emissie" : emissie van broeikasgassen in de atmosfeer door in een installatie aanwezige bronnen;c) "broeikasgassen" : de in bijlage II genoemde gassen;d) "vergunning voor broeikasgasemissies" : deel van de milieuvergunning waarin uitdrukkelijk toelating wordt verleend tot het uitstoten van broeikasgassen;e) "inrichting" : vaste technische eenheid waarin één of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten alsmede andere, daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden, die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten en gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;f) "nieuwkomer" : inrichting waar een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden, die een vergunning dan wel de bijstelling van een vergunning voor broeikasgasemissies wegens een verandering in de aard of de werking van de inrichting of wegens een uitbreiding van de inrichting heeft verkregen nadat het nationale toewijzingsplan aan de Commissie is meegedeeld;g) "ton koolstofdioxide-equivalent" : een metrische ton koolstofdioxide (CO2) of een hoeveelheid van een van de andere in bijlage II genoemde broeikasgassen met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;h) "ordonnantie" : de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;i) "BIM" : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, het bestuur leefmilieu en energie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK II. - Ingedeelde inrichtingen Vergunningsaanvraag voor broeikasgasemissies

Art. 4.§ 1. Geen enkele exploitant mag een in bijlage I genoemde activiteit uitoefenen die in dezelfde bijlage genoemde broeikasgassen veroorzaakt zonder hiertoe naar behoren te zijn vergund. § 2. Naast de vereiste informatie krachtens de bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 10 juni 1993 tot vaststelling van de samenstelling van het aanvraagdossier voor een milieuattest of een milieuvergunning, omvat een vergunningsaanvraag voor broeikasgasemissies die naar het BIM wordt gericht, een beschrijving van : a) de inrichting en haar activiteiten, met inbegrip van de gebruikte technologie;b) de grondstoffen en hulpstoffen waarvan het gebruik waarschijnlijk tot emissies van in bijlage I genoemde gassen zal leiden;c) de bronnen van de in bijlage I genoemde emissies van gassen uit de inrichting;d) de technische en administratieve maatregelen die zijn voorgenomen om de emissies van gassen in het milieu te bewaken en te rapporteren, in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 13 vastgestelde richtsnoeren, en, e) alle door het BIM opgevraagde informatie die nodig is om de emissierechten te berekenen. De aanvraag omvat tevens een niet-technische samenvatting van de in het eerste lid bedoelde gegevens. § 3. De Minister kan de aard van de opgevraagde documenten en de vorm waarin ze worden doorgegeven nader bepalen.

Afgiftevoorwaarden en inhoud van de vergunning voor broeikasgasemissies

Art. 5.§ 1. Een vergunning voor broeikasgasemissies kan betrekking hebben op één of meer inrichtingen op dezelfde plaats die door dezelfde exploitant wordt geëxploiteerd. § 2. Naast de voorschriften van artikel 56 van de ordonnantie bevat de vergunning voor broeikasgasemissies minstens de volgende elementen : a) een beschrijving van de activiteiten en de emissies vanuit de betrokken inrichtingen;b) de bewakingsvoorschriften, met vermelding van de bewakingsmethode en de frequentie;c) de rapportagevoorschriften, en d) de verplichting om binnen vier maanden na het einde van elk kalenderjaar een hoeveelheid emissierechten aan het BIM in te leveren die gelijk is aan de totale emissies van de inrichting voor dat jaar, als overeenkomstig artikel 14 en bijlage V nagezien. § 3. Wanneer in de inrichtingen activiteiten worden uitgeoefend als opgenomen in bijlage I bij richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 betreffende geïntegreerde preventie en vermindering van verontreiniging, worden de voorwaarden en procedure voor de afgifte van een vergunning voor broeikasgasemissies in overeenstemming gebracht met die waarin de genoemde richtlijn voorziet. De in de artikelen 4, 5 en 6 bij dit besluit gestelde eisen mogen in de door de genoemde richtlijn gestelde procedures worden ingevoegd.

Wijzigingen met betrekking tot inrichtingen

Art. 6.Onverminderd de in artikel 7, § 2, van de ordonnantie gestelde verplichtingen, stelt de exploitant het BIM in kennis van alle voorgenomen wijzigingen inzake de inbedrijfstelling van de inrichting waardoor een bijstelling van de vergunning voor broeikasgasemissies vereist kan worden. In voorkomend geval wordt de vergunning door het BIM bijgesteld. Bij verandering van exploitant van de inrichting wordt de vergunning door de bevoegde overheid bijgewerkt door erin de naam en het adres van de nieuwe exploitant te vermelden.

Kennisgeving van de activiteiten

Art. 7.De exploitant van een bestaande inrichting waar een in bijlage I genoemde activiteit wordt uitgeoefend dient het BIM binnen twee maanden na inwerkingtreding van dit besluit in kennis van zijn activiteit te stellen.

Het kennisgevingsdossier omvat de in artikel 4, § 2 genoemde informatie.

Ter gelegenheid van deze kennisgeving gaat het BIM na of de bestaande vergunning alle aangepaste maatregelen omvat, met inbegrip van de beste beschikbare technologie om elke vorm van gevaar, ongemak of hinder ten opzichte van het leefmilieu en de gezondheid te voorkomen, te verminderen of te verhelpen, en of de exploitant in staat is de emissies te bewaken en aan te geven. HOOFDSTUK III. - Gewestelijk toewijzingsplan voor de emissierechten Opmaak van het plan

Art. 8.§ 1. Voor elke in artikel 10, §§ 1 en 2 bedoelde termijn, maakt het BIM een voorontwerp van gewestelijk plan op waarin het de totale hoeveelheid emissierechten vermeldt die het voornemens is voor de beschouwde termijn toe te wijzen alsook de wijze waarop het voornemens is deze toe te wijzen.

Het ontwerpplan wordt gebaseerd op objectieve en transparante criteria, waaronder de in bijlage III genoemde criteria. § 2. Het ontwerpplan gaat gepaard met een milieueffectenverslag en wordt, overeenkomstig de artikelen 8 tot 14 van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma, onderworpen aan adviezen, raadplegingen en een openbaar onderzoek. § 3. Voor de in artikel 11, § 1, bedoelde periode wordt het plan uiterlijk op 31 maart 2004 gepubliceerd en aan de Commissie en de overige lidstaten meegedeeld. Voor latere perioden wordt het plan ten minste achttien maanden vóór de aanvang van de betrokken periode gepubliceerd en aan de Commissie en de andere lidstaten meegedeeld. § 4. Het eindplan wordt na goedkeuring van de Europese Commissie aangenomen. Het wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en kan op de website van het BIM worden geraadpleegd. § 5. Het plan vermeldt de emissierechten die aan de in artikel 10, § 6, bedoelde inrichtingen worden toegewezen.

Toewijzingsmethode van de emissierechten

Art. 9.De emissierechten worden kosteloos toegewezen. HOOFDSTUK IV. - Beheer van de emissierechten Toewijzing en afgifte van emissierechten

Art. 10.§ 1. 1. Voor de periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2005 neemt de Regering een beslissing over de totale hoeveelheid emissierechten die zij voor die periode zal toewijzen en over de toewijzing van die emissierechten aan de exploitant van elke inrichting. Deze beslissing wordt ten minste drie maanden voor de aanvangdatum van die periode genomen en is gebaseerd op haar toewijzingsplan dat opgesteld is krachtens artikel 8 en overeenkomstig artikel 9, met behoorlijke inachtneming van de opmerkingen van het publiek. § 2. Voor de periode van vijf jaar die ingaat op 1 januari 2008 en voor elke volgende periode van vijf jaar, neemt de Regering een beslissing over de totale hoeveelheid emissierechten die zij m.b.t. die periode zal toewijzen en leidt zij het proces van toewijzing van die emissierechten aan de exploitant van elke inrichting in. Deze beslissing wordt ten minste twaalf maanden voor het begin van die periode genomen en is gebaseerd op haar toewijzingsplan dat opgesteld is ingevolge artikel 8 en overeenkomstig artikel 9, met behoorlijke inachtneming van de opmerkingen van het publiek. § 3. Bij haar beslissing over de toewijzing houdt de Regering rekening met de noodzaak om emissierechten beschikbaar te houden voor nieuwkomers en kan ze hiertoe een voorraad aanleggen. Ze kan de toegangsvoorwaarden tot deze voorrraad bepalen alsook de bestemming van de emissierechten uit de voorraad die tegen het einde van elke in artikel 10, § 1 of § 2 bedoelde periode niet verbruikt zouden zijn. § 4. Het BIM verleent elk jaar, uiterlijk op 28 februari van dat jaar voor de in § 1 of § 2 bedoelde periode, een percentage van de totale hoeveelheid emissierechten, behoudens bij stopzetting van de activiteit. § 5. De toewijzing van emissierechten aan de nieuwkomers gebeurt naargelang van de beschikbare emissierechten. § 6. De exploitant van een verbrandingsinrichting met een totaal warmtevermogen, op dezelfde plaats, (behalve gevaarlijk of huishoudelijk afval) tussen 18 en 20 MW, die vóór 30 juni 2004 een milieuvergunning aanvraagt met een totaal warmtevermogen op diezelfde plaats van meer dan 20 MW, kan binnen dezelfde termijn een vergunningsaanvraag indienen voor de in artikel 4 bedoelde broeikasgasemissierechten. De vergunning wordt desgevallend door het BIM toegekend. De genoemde verbrandingsinrichting wordt dan als een inrichting in de zin van artikel 3 van dit besluit beschouwd. Het BIM wijst de exploitant bijgevolg emissierechten voor deze inrichting toe.

Overdracht, inlevering en nietigheid van emissierechten

Art. 11.§ 1. Elke persoon kan emissierechten bezitten. De emissierechten kunnen worden overgedragen tussen : 1°) personen binnen de Gemeenschap; 2°) personen in de Gemeenschap en personen in derde landen waar zulke emissierechten worden erkend, zonder andere beperkingen dan de bij of krachtens dit besluit gestelde beperkingen. § 2. De door een bevoegde autoriteit van een andere Europese lid-Staat of een ander Gewest verleende rechten worden als geldig erkend voor de nakoming van de verplichtingen van een exploitant ingevolge § 3. § 3. De exploitant van een inrichting levert uiterlijk op 30 april van ieder jaar een hoeveelheid emissierechten in die gelijk is aan de totale emissies van die inrichting gedurende het voorgaande kalenderjaar, als nagezien overeenkomstig artikel 14, opdat die rechten vervolgens geannuleerd zouden worden. § 4. De emissierechten kunnen te allen tijde worden geannuleerd op verzoek van de persoon die de rechten in zijn bezit heeft.

Geldigheid van emissierechten

Art. 12.§ 1. Emissierechten zijn geldig voor de emissies over de in artikel 10, § 1 of § 2, bedoelde periode waarvoor zij zijn verleend. § 2. Vier maanden na het begin van de eerste periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 10, § 2, worden emissierechten die niet langer geldig zijn en niet overeenkomstig artikel 11, § 3, zijn ingeleverd door het BIM geannuleerd. § 3. Vier maanden na het begin van elke volgende periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 10, § 2, worden emissierechten die niet langer geldig zijn en niet overeenkomstig artikel 11, § 3, zijn ingeleverd door het BIM geannuleerd.

Het BIM verleent personen emissierechten voor de lopende termijn ter vervanging van emissierechten die zij bezaten en welke krachtens het eerste lid gannuleerd zijn.

Emissiebewaking en -rapportage

Art. 13.De bewaking van en rapportage over emissies gebeuren overeenkomstig de richtsnoeren van de Europese Commissie. Het BIM zorgt voor de bekendmaking ervan. De richtsnoeren worden gebaseerd op de in bijlage IV vermelde beginselen voor de bewaking en rapportage.

Vanaf 2006 brengt iedere exploitant van een inrichting, uiterlijk op 28 februari van elk kalenderjaar, verslag uit aan het BIM over de emissies van de inrichting in het vorige kalenderjaar, overeenkomstig de richtsnoeren en de voorschriften uit artikel 63, 7°, van de ordonnantie.

Verificatie

Art. 14.§ 1. De exploitant van een inrichting laat zijn verslag door een geregistreerd keuringsinstelling nazien en voegt bij zijn in artikel 13 bedoelde verslag een keurings- en gelijkvormigheidsattest. § 2. Een exploitant wiens verslag over de emissies tijdens het voorgaande jaar na verificatie, overeenkomstig de in bijlage V genoemde criteria, voor 31 maart van het lopende jaar en dit vanaf 2006, niet als bevredigend werd erkend, mag geen emissierechten meer overdragen, totdat een verslag van die exploitant als bevredigend is nagezien. Dit verbod heeft ingang vanaf de kennisgeving ervan aan de exploitant. § 3. De verificateur beantwoordt aan de voorschriften van bijlage V, § 12. § 4. De Minister kan de registratievoorwaarden van de verificateurs vaststellen.

Bekendmaking van sancties

Art. 15.De namen van de exploitanten die zich niet houden aan de voorschriften van artikel 11, § 3, inzake het inleveren van voldoende emissierechten worden op de website van het BIM bekendgemaakt.

Toegang tot informatie

Art. 16.§ 1. De beslissingen tot toewijzing van emissierechten en de krachtens de vergunning voor broeikasgasemissies vereiste emissieverslagen welke in het bezit zijn van het BIM worden voor het publiek beschikbaar gesteld, behoudens de in de ordonnantie van 29 augustus 1991 inzake de toegang tot informatie met betrekking tot het milieu in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastgelegde beperkingen. § 2. De toegewezen, in het bezit zijnde en overgedragen emissierechten worden nauwkeurig in een hiertoe aangelegd register vermeld. § 3. De registers zijn toegankelijk voor het publiek en bevatten afzonderlijke rekeningen voor de registratie van de emissierechten die iedere persoon bezit aan wie of van wie emissierechten worden verleend of overgedragen. § 4. De Minister kan de toegangsvoorwaarden en -wijze tot het register en de werkingswijze ervan bepalen. § 5. Wanneer de centrale beheerder die belast is met het bijhouden van het onafhankelijk transactielogboek en die door de Europese Commissie wordt aangewezen, onregelmatige transacties vaststelt, worden de desbetreffende transacties en alle verdere transacties m.b.t. de betrokken emissierechten niet door het BIM geregistreerd tot de onregelmatigheden verholpen zijn.

Rapportage

Art. 17.Het BIM brengt elk jaar verslag uit over het beheer van de emissierechten. In dit verslag wordt bijzondere aandacht besteed aan de regelingen voor de toewijzing van emissierechten, het functioneren van de registers, de toepassing van richtsnoeren voor bewaking en rapportage, de verificatie en aangelegenheden die verband houden met de naleving van de wetsbepalingen, en indien van toepassing, de fiscale behandeling van emissierechten.

Het eerste verslag wordt uiterlijk op 30 juni 2005 aan de Commissie toegezonden.

Pooling

Art. 18.§ 1. Het BIM kan exploitanten van installaties die een van de in bijlage I genoemde activiteiten verrichten, toestaan voor de in artikel 10, § 1, bedoelde periode en/of de in artikel 10, § 2, bedoelde eerste periode van vijf jaar, een pool van inrichtingen van dezelfde activiteit te vormen overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 6 van dit artikel. § 2. Exploitanten die een in bijlage I genoemde activiteit verrichten en een pool wensen te vormen dienen daartoe bij het BIM een verzoek in waarin zij vermelden met welke inrichtingen en voor welke periode zij wensen te poolen, en aantonen dat een gemachtigde beheerder in staat zal zijn de in de paragrafen 3 en 4 bedoelde verplichtingen te vervullen. § 3. Exploitanten die een pool wensen te vormen, benoemen een gemachtigde beheerder : a) aan wie, in afwijking van artikel 10, de totale hoeveelheid emissierechten, berekend per inrichting van de betrokken exploitanten, wordt verleend;b) aan wie, in afwijking van artikel 5, § 2, punt d), en artikel 11, § 3, de verantwoordelijkheid wordt overgedragen een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de totale emissies van de inrichtingen in de pool;en c) aan wie de bevoegdheid wordt ontzegd om nog langer emissierechten over te dragen, indien het verslag van een exploitant niet als bevredigend is geverifieerd overeenkomstig artikel 14, lid 2. § 4. Het in § 2 bedoelde verzoek om toestemming voor de vorming van één of meer pools wordt bij de Europese Commissie ingediend. Wordt een verzoek afgewezen, dan mag het BIM slechts toestemming tot de vorming van de pool verlenen indien de voorgestelde wijzigingen door de Commissie worden aanvaard. HOOFDSTUK V - Wijzigingsbepalingen

Art. 19.Rubriek nr. 40 van de lijst van ingedeelde inrichtingen gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse I B, II, III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen wordt vervangen door de volgende rubriek : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 20.De volgende artikelen van de ordonnantie worden gewijzigd als volgt : § 1. De volgende definitie wordt in artikel 3 ingevoegd : "17° "emissirecht" : het recht één ton koolstofdioxide-equivalent in de loop van een welbepaalde periode uit te stoten." § 2. In artikel 6, § 1 wordt een 3° ingevoegd, luidend : "3° de broeikasgasemissierechten die zij bepaalt vaststellen." § 3. In artikel 55 wordt een 6° ingevoegd, luidend : "6° Voor de inrichtingen die broeikasgasemissierechten dienen in te leveren, het vermogen van de exploitant om zijn uitstoot te bewaken en aan te geven." § 4. In artikel 56 worden een 7° en een 8° ingevoegd, luidend : "7° Voor de inrichtingen die broeikasgasemissierechten dienen in te leveren, maatregelen die het BIM in staat stellen die emissierechten te beheren." "8° Voor de inrichtingen die broeikasgasemissierechten dienen in te leveren, de verplichting bij het BIM emissierechten in te leveren die met de totale emissies van de inrichting overeenkomen, alsmede eisen inzake bewaking, aangifte en verificatie van de emissies." § 5. In artikel 64, § 1, wordt een derde lid ingevoegd,luidend : "Het BIM wijzigt de vergunning met het doel er broeikasgasemissierechten in op te nemen of te schrappen." § 6. Artikel 96, § 1, wordt door een 7° en een 8° aangevuld, luidend : "7° Voor de inrichtingen die broeikasgasemissierechten dienen in te leveren, uiterlijk op 30 april van elk jaar vanaf 2006 niet voldoende emissierechten inlevert om zijn emissie van het jaar voordien te dekken. 8° Voor de inrichtingen die broeikasgasemissierechten dienen in te leveren, uiterlijk op 28 februari van elk jaar vanaf 2006, zijn geverifieerde aangifte m.b.t. broeikasgasemissierechten van vorig kalenderjaar niet indient overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 3 juni 2004 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen." § 7. In artikel 96, § 3, worden de woorden "in dit artikel" vervangen door de woorden "in de vorige paragrafen";

In dezelfde paragraaf wordt een § 4 ingevoegd, luidend : "De boete wegens overmatige emissie bedraagt 100 euro voor elke ton door de inrichting uitgestoten koolstofdioxide waarvoor de exploitant geen emissierechten heeft ingeleverd. De betaling van de boete wegens overmatige emissie ontslaat de exploitant niet van de plicht om, bij de inlevering van de emissierechten m.b.t. tot het volgend kalenderjaar, een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de emissieoverschrijding.

Tijdens de periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2005 en tot 31 december 2007 is de boete voor elke ton door de inrichting uitgestoten koolstofdioxide-equivalent waarvoor de exploitant geen emissierechten heeft ingeleverd, minder belangrijk en bedraagt ze 40 EUR. De betaling van de boete wegens overmatige emissie ontslaat de exploitant niet van de plicht om, bij de inlevering van de emissierechten m.b.t. tot het volgend kalenderjaar, een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de emissieoverschrijding.

Wanneer meerdere exploitaties een pooling vormen om hun emissierechten te beheren, valt het misdrijf ten laste van de door de exploitanten gemachtigde beheerder.

Ingeval de gemachtigde beheerder weigert zich naar de sancties te schikken, blijft iedere exploitant van een aan de pool deelnemende inrichting niettemin verantwoordelijk voor de emissies van zijn eigen inrichting." § 9. Het opschrift van rubriek 212 in de bijlage bij de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse I A, als bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, wordt door het volgende opschrift vervangen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Inwerkingtreding

Art. 21.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 22.De Minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juni 2004.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

Bijlage I Categorieën activiteiten en gassen bedoeld in artikel 2. 1. Inrichtingen of delen van inrichtingen, gebruikt voor onderzoek, ontwikkeling en beproeving van nieuwe producten en processen, vallen niet onder dit besluit.2. De onderstaande grenswaarden hebben over het algemeen betrekking op productie of productiecapaciteit.Wanneer een exploitant verscheidene activiteiten verricht die in dezelfde inrichting of op hetzelfde bedrijfsterrein onder dezelfde rubriek vallen, worden de capaciteiten van dergelijke activiteiten bij elkaar opgeteld.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen.

J. SIMONET, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek D. GOSUIN, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel

Bijlage II Broeikasgassen bedoeld in artikel 3, c Koolstofdioxide (CO2) Methaan (CH4) Distikstofoxide (N2O) Onvolledig gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen (HFK's) Perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) Zwavelhexafluoride (SF6) Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen.

J. SIMONET, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek D. GOSUIN, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel

Bijlage III CRITERIA VOOR TOEWIJZINGSPLANNEN VAN EMISSIERECHTEN 1. De totale hoeveelheid voor de betrokken periode toe te wijzen emissierechten moet enerzijds overeenstemmen met de verplichtingen van het Gewest om de emissies te beperken overeenkomstig beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de aanneming namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke uitvoering van de hieruit voortvloeiende verbintenissen en die van het Protocol van Kyoto, met inachtneming van het aandeel in de totale emissies dat deze vertegenwoordigen in vergelijking met de emissies uit bronnen die niet onder dit besluit en het gewestelijk energiebeleid vallen, en moet anderzijds overeenstemmen met het Nationaal plan voor de structurele verbetering van de luchtkwaliteit en de strijd tegen klimaatopwarming, als aangenomen door de Gewestregering op 13 november 2002.De totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten mag niet groter zijn dan de hoeveelheid die waarschijnlijk nodig is voor de strikte toepassing van de in deze bijlage vermelde criteria. 2. De totale hoeveelheid toe te wijzen emmissierechten moet in overeenstemming zijn met overeenkomstig beschikking 93/389/EEG van de Raad van 23 april 1993 inzake een bewakingssysteem van CO2-uitstoot en overige broeikasgassen uitgevoerde evaluaties over de feitelijke en de te verwachten vorderingen bij het realiseren van de bijdragen van het Gewest aan de communautaire verplichtingen.3. De hoeveelheden toe te wijzen emissierechten moeten overeenstemmen met de mogelijkheden, waaronder de technologische mogelijkheden, van de door deze regeling bestreken activiteiten om de emissies terug te dringen.Het Gewest kan de verdeling van emissierechten baseren op de gemiddelde emissies van broeikasgassen per product bij elke activiteit en de haalbare vooruitgang bij elke activiteit. 4. Het plan moet rekening houden met de onvermijdelijke toename van emissies als gevolg van nieuwe wettelijke eisen.5. Het plan mag geen zodanig onderscheid maken tussen ondernemingen of sectoren dat bepaalde ondernemingen of activiteiten onrechtmatig worden bevoordeeld.6. Het plan moet informatie bevatten over de manier waarop nieuwkomers aan de handel in emissierechten kunnen gaan deelnemen.7. Het plan kan rekening houden met vroegtijdige maatregelen en bevat informatie over de manier waarop vroegtijdige maatregelen in aanmerking worden genomen.Bij de ontwikkeling van een toewijzingsplan kan gebruik worden gemaakt van referentiedocumenten over de beste beschikbare technieken en vroegtijdige maatregelen kunnen in die benchmarks worden verwerkt. 8. Het plan bevat informatie over de manier waarop rekening wordt gehouden met schone technologie, waaronder energie-efficiënte technologieën.9. Het plan moet bepalingen bevatten inzake opmerkingen door het publiek, alsmede informatie over de regelingen die moeten waarborgen dat er terdege met die opmerkingen rekening wordt gehouden alvorens een beslissing over de toewijzing van emissierechten wordt genomen.10. Het plan moet een lijst bevatten van de inrichtingen die in dit besluit worden opgenomen met de hoeveelheden emissierechten bestemd om te worden toegewezen aan ieder van hen.11. Het plan kan informatie bevatten over de manier waarop rekening wordt gehouden met het bestaan van concurrentie uit derde landen of uit entiteiten buiten de Unie. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen.

J. SIMONET, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek D. GOSUIN, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel

Bijlage IV BEGINSELEN VOOR DE BEWAKING EN RAPPORTAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 13 Bewaking van koolstofdioxide-emissies De emissies moeten door middel van berekeningen of metingen worden bewaakt.

Berekeningen De emissies worden met behulp van de volgende formule berekend : Activiteitsgegevens x emissiefactor x oxidatiefactor Activiteitsgegevens (gebruikte brandstof, productieomvang enz.) worden bewaakt op basis van toevoergegevens of metingen.

Er worden geaccepteerde emissiefactoren gebruikt. Voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn voor alle brandstoffen aanvaardbaar.

Default-factoren zijn aanvaardbaar voor alle brandstoffen, behalve niet-commerciële (afvalbrandstoffen zoals banden en industriële procesgassen). Laagspecifieke defaults voor steenkool, en voor de EU of het producentland specifieke defaults voor aardgas worden verder uitgewerkt. IPCC-defaults zijn voor raffinaderijproducten aanvaardbaar. De emissiefactor voor biomassa komt neer op nul.

Als de emissiefactor geen rekening houdt met het feit dat een deel van de koolstof niet wordt geoxideerd, wordt een oxidatiefactor gebruikt.

Als voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn berekend die al rekening houden met oxidatie, behoeft geen oxidatiefactor te worden toegepast.

Er worden default-oxidatiefactoren overeenkomstig richtlijn 96/61/EEG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging gebruikt, tenzij de exploitant kan aantonen dat voor de activiteit specifieke factoren nauwkeuriger zijn.

Voor elke activiteit, elke inrichting en elke brandstof wordt een afzonderlijke berekening gemaakt.

Metingen Bij de meting van de emissies wordt gebruik gemaakt van genormaliseerde of aanvaarde methoden en het resultaat moet worden bevestigd door een ondersteunende emissieberekening.

Bewaking van de emissies van andere broeikasgassen Er moeten genormaliseerde of aanvaarde methoden worden gebruikt.

Emissierapportage Elke exploitant neemt in zijn verslag over een inrichting de onderstaande informatie op. a) Gegevens ter identificatie van de inrichting, waaronder - naam van de inrichting; - adres van de inrichting, met postcode en land; - soort en aantal van de activiteiten als bedoeld in bijlage I, die in de inrichting worden verricht; - adres, telefoon-, fax- en e-mailgegevens van een contactpersoon, en - naam van de eigenaar van de inrichting en van een eventuele moedermaatschappij. b) Voor elke in bijlage I genoemde activiteit die wordt verricht op het terrein waarvoor de emissies worden berekend : - activiteitsgegevens; - emissiefactoren; - oxidatiefactoren; - totale emissies; en - graad van onzekerheid. c) Voor elke in bijlage I genoemde activiteit die wordt verricht op het terrein waarvoor de emissies worden gemeten : - totale emissies; - informatie over de betrouwbaarheid van de meetmethoden, en - mate van onzekerheid. d) Voor de emissies als gevolg van verbranding ten behoeve van energieproductie wordt in het verslag ook de oxidatiefactor vermeld, tenzij bij de uitwerking van een voor de activiteit specifieke emissiefactor al met de oxidatie rekening is gehouden. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen.

J. SIMONET, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek D. GOSUIN, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel

Bijlage V CRITERIA VOOR DE VERIFICATIE, BEDOELD IN ARTIKEL 14 Algemene beginselen 1. De emissies van elke in bijlage I genoemde activiteit moeten aan een verificatie worden onderworpen.2. Bij het verificatieproces moeten het verslag uit hoofde van artikel 13, en de bewaking tijdens het voorafgaande jaar worden bezien. Hierbij wordt gekeken naar de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens, en naar informatie inzake de emissies, in het bijzonder : a) de gerapporteerde activiteitsgegevens en daarmee verband houdende metingen en berekeningen;b) de keuze en het gebruik van emissiefactoren;c) de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies, en d) indien er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de toepassingswijze van de meetmethoden.3. De emissies waarover verslag is uitgebracht kunnen alleen worden gevalideerd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies te bepalen met een hoge mate van zekerheid. Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aantonen dat : a) de gerapporteerde gegevens niet onsamenhangend klinken;b) de gegevens zijn verzameld overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen, en c) de desbetreffende documenten van de installatie volledig en samenhangend zijn.4. De verificateur krijgt toegang tot alle bedrijfsterreinen en tot alle informatie in verband met het onderwerp van de verificatie.5. De verificateur houdt rekening met de vraag of de installatie geregistreerd is in het kader van EMAS (het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem). Methode Strategische analyse 6. De verificatie moet worden gebaseerd op een strategische analyse van alle in de inrichting verrichte activiteiten.Hiertoe heeft de verificateur een overzicht nodig van alle activiteiten en hun betekenis voor het emissieniveau van de installatie.

Procesanalyse 7. De verificatie van de overgelegde informatie vindt zo nodig plaats op het terrein van de inrichting.De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen.

Risicoanalyse 8. De verificateur moet alle bronnen van emissies in de inrichting evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens van elke bron die tot de totale emissies van de inrichting bijdraagt.9. Aan de hand van deze analyse identificeert de verificateur uitdrukkelijk de bronnen met een groot foutenpotentieel en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies. Het betreft hier met name de keuze van de emissiefactoren en de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan bronnen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure. 10. De verificateur houdt rekening met alle risicobeheersingsmethoden die de exploitant toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden. Verslag 11. De verificateur stelt een verslag op over het valideringsproces, waarin wordt vermeld of het verslag bedoeld in artikel 13, bevredigend is.In dit verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het verslag bedoeld in artikel 13, bevredigend is, als, naar de mening van de verificateur, de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.

Aan de bevoegdheid van de verificateur te stellen minimumeisen 12. De verificateur is onafhankelijk van de exploitant, voert zijn werk serieus uit op een objectieve, professionele wijze en is vertrouwd met : a) de bepalingen van dit besluit, alsmede de door de Commissie conform artikel 13, § 1, goedgekeurde normen en richtsnoeren;b) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op te verifiëren activiteiten, en c) de totstandkoming van alle informatie over elke emissiebron in de inrichting, met name wat de verzameling, meting, berekening en rapportage van gegevens betreft. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot oplegging van bepaalde exploitatievoorwaarden aan de betrokken inrichtingen.

J. SIMONET Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek D. GOSUIN Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel

^