gepubliceerd op 26 september 2003
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestoverheden en de instellingen die onder hun bevoegdheid of toezicht vallen
3 JULI 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestoverheden en de instellingen die onder hun bevoegdheid of toezicht vallen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit, inzonderheid op de artikelen 21, 22, §§ 1, 2 en 3, en 26;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1989, inzonderheid op artikel 3, § 3;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 8 januari 2003;
Gelet op het advies van het Coördinatiecomité, gegeven op 22 januari 2003;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 januari 2003;
Gelet op het advies van de Sociaal- Economische Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 23 januari 2003;
Gelet op de beslissing van de Regering van 27 februari 2003 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies L. 35.000/3 van de Raad van State, gegeven op 13 mei 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, en overgezonden op 20 juni 2003;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit moet onder « schone voertuigen » worden verstaan, de voertuigen die gebruik maken van milieuvriendelijke technologieën in de zin van artikel 22, §§ 1 en 2, van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit, namelijk : 1° de voertuigen van categorie M en de voertuigen van categorie N1, N2 en N3, als omschreven in bijlage bij dit besluit. Voor al die categorieën worden als « schone voertuigen » beschouwd de voertuigen die aan de in de bijlage bij dit besluit nader omschreven Euro IV- en Euro V-normen voldoen alvorens die bewuste normen verplicht worden. 2° alle categorieën voertuigen (vervoer van personen, lichte en zware bestelwagens, autobussen en vrachtwagens) die gebruik maken van de hierna opgesomde alternatieve brandstoffen voor benzine en diesel : a) samengeperst aardgas (uitsluitend op basis van aardgas of in combinatie met een andere brandstof);b) LPG;c) biodiesel;d) methanol;e) ethanol;3° de voertuigen met één van de volgende aandrijfsystemen : a) batterij elektrische aandrijving;b) brandstofcel elektrische aandrijving;c) parallel hybride motor;d) serie hybride motor;e) gecombineerd hybride motor;f) samengeperste lucht;4° in de categorie autobussen en vrachtwagens kunnen, naast de hierboven vermelde technologieën, eveneens als schone voertuigen worden beschouwd, de dieselvoertuigen die met een roetfilter met continue regeneratie (CRT) of met een stoffilter zijn uitgerust.
Art. 2.De in artikel 22, §§ 1 en 2, van de voornoemde ordonnantie van 25 maart 1999 bedoelde gewestoverheden en de instellingen die onder hun bevoegdheid of toezicht vallen zijn met name : 1° het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° het Brussels Instituut voor Milieubeheer;3° het Gewestelijk Agentschap voor Netheid;4° de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel;5° de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;6° de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel;7° de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp;8° de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel;9° de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;10° de Gewestelijke Maatschappij van de Haven van Brussel;11° het Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest. De effectieve toepassing van dit besluit op de voornoemde gewestoverheden en instellingen is afhankelijk van de voorwaarde dat hun wagenpark meer dan vijftig voertuigen telt.
Art. 3.§ 1. De Regering kan na adviesinwinning bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer, afwijkingen op artikel 22, §§ 1 en 2, van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit toestaan in geval door het gebruik van schone voertuigen niet aan de technische behoeften van de betrokken instelling kan worden voldaan, uitsluitend wanneer het gaat om voertuigen die gebruikt worden voor noodingrepen, reiniging en onderhoud van wegen en openbare ruimten of voor afvalophaling.
De afwijkingsaanvragen moeten bij een ter post aangetekende brief aan de Minister van Leefmilieu worden gericht. Ze moeten een technische verantwoording bevatten.
De Regering beschikt over een termijn van 40 dagen om uitspraak te doen.
Wanneer binnen die termijn geen beslissing wordt betekend, wordt de afwijking geacht te zijn toegekend. § 2. Wanneer het Brussels Instituut voor Milieubeheer een afwijking aanvraagt, is de in § 1, eerste lid, bedoelde verplichting tot adviesinwinning niet van toepassing.
Art. 4.De in dit besluit bedoelde openbare instellingen bezorgen elk jaar uiterlijk op 31 december aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer een verslag over de samenstelling van hun wagenpark.
Het verslag wordt opgesteld overeenkomstig het model als opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Art. 5.Het Brussels Instituut voor Milieubeheer stelt een gids voor de aankoop van schone voertuigen en een bijbehorend bestek ter beschikking van de betrokken instellingen.
Art. 6.Artikel 22, §§ 1, 2 en 3, van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit treedt in werking op dezelfde datum als dit besluit.
Art. 7.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN
BIJLAGE FICHE « SCHONE VOERTUIGEN VAN CATEGORIE M » - JAAR Door de verantwoordelijke van het wagenpark in te vullen en vóór 31 december ... terug te sturen naar : Brussels Instituut voor Milieubeheer Departement Coördinatie Projecten en Plannen Verantwoordelijke van de fiches « schone voertuigen » Gulledelle 100 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld FICHE « SCHONE VOERTUIGEN VAN CATEGORIE N » - JAAR Door de verantwoordelijke van het wagenpark in te vullen en vóór 31 december ... terug te sturen naar : Brussels Instituut voor Milieubeheer Departement Coördinatie Projecten en Plannen Verantwoordelijke van de fiches « schone voertuigen » Gulledelle 100 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld DEFINITIES VAN DE FICHE « SCHONE VOERTUIGEN » - Euro-normen : Euro-normen zijn maximale emissiegrenswaarden voor bepaalde polluenten die moeten worden nageleefd voor het op de Europese markt brengen van motorvoertuigen. Ze worden vastgesteld door richtlijn 70/220/EG en de richtlijnen die deze wijzigen.
Ze worden « huidige normen » genoemd wanneer het voertuig aan de huidige normen voldoet, « oude normen » wanneer het voertuig niet meer aan de huidige normen voldoet en « toekomstige normen » wanneer het voertuig voldoet aan de normen die door een richtlijn zijn vastgesteld maar nog niet bindend zijn. - CNG (Compressed Natural Gaz ) of samengeperst aardgas : gas dat onder hoge druk in de tank wordt gebracht - LPG (Liquified Petroleum Gaz ) of vloeibaar petroleumgas : mengeling van gas die bij een druk van 4 bar vloeibaar wordt - Biodiesel : brandstof gemaakt van plantaardige olie - Methanol : alcohol - Ethanol : alcohol - Batterij elektrische aandrijving : het voertuig wordt aangedreven door een elektrische motor die zijn energie uit een batterij haalt - Brandstofcel elektrische aandrijving : het voertuig wordt aangedreven door een batterij die zuurstof en waterstof gebruikt om elektriciteit op te wekken en door een andere brandstof (benzine, aardgas, methanol,...) - Parallel hybride aandrijving : de wielen worden aangedreven door een elektrische motor en/of een verbrandingsmotor. - Serie hybride aandrijving : de wielen worden aangedreven door een elektrische motor die zijn energie haalt uit een batterij of een generator die aan een verbrandingsmotor is gekoppeld. - Gecombineerd hybride aandrijving : de wielen worden aangedreven door een combinatie van de twee voorgaande systemen. - Samengeperste lucht : lucht die onder hoge druk in de tank wordt gebracht (300 bar) - CRT (Continously Regerating Trap ) of roetfilter met continue regeneratie : keramische filter van het wall-flow type gecombineerd met een specineale katalysator DEFINITIES VAN ARTIKEL 1, 1° ? De voertuigen van categorie M en de voertuigen van catergorie N1, klasse I, II en III, als omschreven door richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, zijn de volgende : 1. Categorie M : Voor het vervoer van personen bestemde motorvoertuigen op ten minste vier wielen, alsmede dergelijke voertuigen op drie wielen met een maximumgewicht van meer dan één ton. - Categorie M1 : Voertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet medegerekend. - Categorie M2 : Voertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet medegerekend, en met een maximumgewicht van ten hoogste 5 ton. - Categorie M3 : Voertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet medegerekend, en met een maximumgewicht van meer dan 5 ton. 1. Categorie N : Voor het vervoer van goederen bestemde motorvoertuigen op ten minste vier wielen, alsmede dergelijke voertuigen op drie wielen met een maximumgewicht van meer dan één ton. - Categorie N1 : Voor het vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximumgewicht van ten hoogste 3,5 ton. - Categorie N2 : Voor het vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximumgewicht van meer dan 3,5 ton, doch niet meer dan 12 ton. - Categorie N3 : Voor het vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximumgewicht van meer dan 12 ton. ? Op de volgende data moet worden voldaan aan de emissiegrenswaarden als vastgesteld in artikel 2, § 4, van richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van richtlijn 70/220/EEG van de Raad : 1. op 1 januari 2005 voor voertuigen van categorie M, als omschreven in bijlage I bij richtlijn 70/156/EEG - met uitzondering van voertuigen met een maximummassa van meer dan 2.500 kg - en voertuigen van categorie N1, klasse I; 2. op 1 januari 2006 voor voertuigen van categorie N1, klassen II en III, als omschreven in de tabel in punt 5.3.1.4 van bijlage I bij richtlijn 70/220/EEG, en voertuigen van categorie M met een maximummassa van meer dan 2.500 kg. ? In rij B van de tabel in punt 5.3.1.4. van bijlage I bij richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van richtlijn 70/220/EEG, zijn de volgende verplichte emissiegrenswaarden vastgesteld : Emissiegrenswaarden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1. voor motoren met compressie-ontsteking = diesel 2.uitgezonderd voertuigen met een maximummassa > 2.500 kg 3. en de voertuigen M bedoeld in voetnoot 2 Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestelijke openbare instellingen en de instellingen die onder hun gezag en toezicht vallen De Minister-Presindent van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D.DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN