Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 april 2000
gepubliceerd op 20 mei 2000

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2000031138
pub.
20/05/2000
prom.
27/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/27/2000031138/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 APRIL 2000. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op de artikelen 8 en 15;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 december 1989 tot regeling van de wijze waarop de personeelsleden van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant worden overgeheveld naar het Brussels Gewest;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, uitgebracht op 13 december 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister bevoegd voor Begroting, gegeven op 23 december 1999;

Gelet op het protocol van Sectorcomité XV nr. 2000/10 van 13 april 2000;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, inzonderheid op artikel 36, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het personeel van de afgeschafte Gewestelijke Economische Raad voor Brabant ter beschikking gesteld werd van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende dat de voorlopige indeling bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot op heden aanhoudt;

Overwegende dat een nieuw administratief en geldelijk statuut sinds 1 juli 1999 van toepassing is op de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende dat bij ontstentenis van kader en statuut voor het personeel van de Economische en Sociale Raad, er nood is aan een oplossing voor de toestand van de personeelsleden van de voormalige Economische Raad voor Brabant tewerkgesteld bij het Ministerie, dat rekening houdt met de nieuwe regels waaraan de ambtenaren van het Ministerie zijn onderworpen;

Overwegende dat in dit perspectief het betrokken personeel moet onderworpen worden aan de nieuwe maatregelen van toepassing op de ambtenaren van het Ministerie inzake verloven en weddenschalen;

Overwegende de ingebrekestelling d.d. 23 juli 1999 betekend door het personeel van de voormalige Gewestelijke Economische Raad voor Brabant met de vraag om hun situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te regelen;

Overwegende dat ingevolge wat voorafgaat de hierboven aangehaalde maatregelen onverwijld moeten genomen worden om in te gaan op het verzoek vervat in de ingebrekestelling;

Op de voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Economie en Tewerkstelling, en van de Staatssecretaris, bevoegd voor Ambtenarenzaken, Besluit :

Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de tweede zin vervangen als volgt : « In afwijking van de hierboven bedoelde besluiten, zijn de artikelen 152 tot en met 266 evenals artikel 322 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldiging van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest eveneens van toepassing ».

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 6.De weddenschalen verbonden aan de graden behorend tot de ontvangstpersoneelsformatie zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd dat luidt als volgt : § 1 De titularissen van de graden van adviseur of opdrachthouder genieten de weddenschaal A310 zodra ze 9 jaar graadanciënniteit tellen en dat ze aan de voorwaarde inzake vorming voldoen voorzien in artikel 259 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De titularissen van de graad van adjunct adviseur genieten van de weddenschaal A103 zodra ze 9 jaar graadanciënniteit of 18 jaar anciënniteit in het niveau tellen.

De titularissen van de graad van bestuurssecretaris genieten van de weddenschaal A102 en A103 zodra ze respectievelijk 9 en 18 jaar graadanciënniteit of 18 jaar anciënniteit in het niveau tellen. § 2 De ambtenaren behouden het voordeel van de weddenschaal die ze genoten vóór de inwerkingtreding van dit besluit voorzover ze voordeliger is dan de weddenschaal die hen wordt toegekend krachtens dit besluit.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.

Art. 5.De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Economie en Tewerkstelling, en de Staatssecretaris, bevoegd voor Ambtenarenzaken worden, elk voor wat hun bevoegdheden betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 april 2000.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsrenovatie en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Tewerkstelling, Economie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen Mevr. A. NEYTS-UYTTEBROECK De Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. DELATHOUWER

^