gepubliceerd op 03 juli 2020
Ministeriële omzenbrief. - Ordonnantie van 05.07.2018 Geachte dames en heren burgemeesters en schepenen, Geachte dames en heren voorzitters van de bestuursraden van intercommunales, Geachte dames en heren voorzitters van de raden van bestu Geachte dames en heren voorzitters van de raden van bestuur van (meer)gemeentelijke vzw's, Geach(...)
Ministeriële omzenbrief. - Ordonnantie van 05.07.2018 Geachte dames en heren burgemeesters en schepenen, Geachte dames en heren voorzitters van de bestuursraden van intercommunales, Geachte dames en heren voorzitters van de raden van bestuur van autonome gemeentebedrijven, Geachte dames en heren voorzitters van de raden van bestuur van (meer)gemeentelijke vzw's, Geachte dames en heren, Op 1 september 2018 is de ordonnantie van 5 juli 2018 betreffende de specifieke gemeentelijke bestuursvormen en de samenwerking tussen gemeenten in werking getreden.
Deze tekst heeft hoofdzakelijk als doel de organieke regels en het toezichtstelsel te bepalen die van toepassing zijn op de autonome gemeentebedrijven, intercommunales en (meer)gemeentelijke vzw's.
Alvorens deze ordonnantie van kracht werd, heeft mijn administratie de gemeentelijke overheid van de negentien Brusselse gemeenten verzocht een referentiepersoon aan te wijzen, die als contactpersoon zal fungeren tussen de gewestelijke administratie (Brussel Plaatselijke Besturen) en de gemeenten.
Het opzetten van dit `expertennetwerk' heeft een aantal praktische en juridische problemen aan het licht gebracht die de uitvoering van de ordonnantie zou kunnen veroorzaken. Ik vond het dus wenselijk, opdat alle betrokken spelers de ordonnantie eenvormig zouden interpreteren en toepassen, deze interpretatieve omzendbrief op te stellen.
I. AUTONOME GEMEENTEBEDRIJVEN - TITEL II - HOOFDSTUK 2 - ARTIKELEN 5 TOT 31 ARTIKEL 8, § 3 : Samenstelling van de raad van bestuur De bepaling : « § 3. De gemeenteraad stelt de leden van de raad van bestuur van het autonoom gemeentebedrijf aan zoals wordt bepaald in de statuten.
Het aantal leden van de raad van bestuur bedraagt maximaal de helft van het aantal gemeenteraadsleden, met een maximum van elf. Een meerderheid van de leden van de raad van bestuur zijn gemeenteraadslid. De zetelverdeling in de raad van bestuur gebeurt overeenkomstig de artikelen 56 en volgende van het Brussels gemeentelijk Kieswetboek. Wanneer politieke fracties die deel uitmaken van de gemeenteraad niet vertegenwoordigd zijn, wordt de raad van bestuur uitgebreid met een bestuurderszetel. De bijkomende zetel wordt aan een niet-vertegenwoordigde fractie toegewezen, voor zover de samenstellende delen van die fractie elk individueel de democratische beginselen en regels aanvaarden en zich daaraan houden.
De raad van bestuur mag niet bestaan uit meer dan twee derde leden van hetzelfde geslacht.
De raad van bestuur kiest een voorzitter en een ondervoorzitter uit zijn leden. De voorzitter mag niet afkomstig zijn uit de groep verkozen gemeenteraadsleden. De ondervoorzitter moet behoren tot de groep van bestuurders die is aangesteld uit verkozen gemeenteraadsleden. Bij gelijkheid van stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter doorslaggevend. » a) Artikel 8, § 3 tweede lid - De verhoudingsgewijze verdeling van de zetels Arikel 8, § 3, tweede lid, van de ordonnantie garandeert de verhoudingsgewijze vertegenwoordiging, in de raad van bestuur, van de verschillende politieke fracties van de gemeenteraad. Daartoe wordt verwezen naar artikel 56 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, dat inhoudt dat voor deze verhoudingsgewijze verdeling rekening gehouden wordt met de "lijsten" (en niet met de "politieke fractie").
Interpretatie : Als een gemeenteraadslid na zijn verkiezing op een lijst beslist over te stappen naar een andere "politieke fractie" binnen de gemeenteraad, is het bijgevolg belangrijk zich te houden aan de termen van het Gemeentelijk Kieswetboek, en voor de verhoudingsgewijze samenstelling van de raad van bestuur van het gemeentebedrijf rekening te houden met de lijsten die de kiezers ter stemming zijn voorgelegd. b) Artikel 8, § 3 - De gegarandeerde vertegenwoordiging van de oppositie Artikel 8, § 3 bevat ook een regel die de oppositie in de gemeenteraad een vertegenwoordiging garandeert in de raad van bestuur van het gemeentebedrijf. Interpretatie : Het gaat er wel degelijk om één bestuurderszetel toe te voegen. Met andere woorden, het gaat er geenszins om een bijkomende zetel toe te kennen per niet-vertegenwoordigde politieke fractie: de gewaarborgde vertegenwoordiging komt er om de oppositie een stem te geven, en niet ter vertegenwoordiging van de afzonderlijk bekeken politieke fracties.
ARTIKEL 8, § 4, eerste lid - Definitie van de notie "dagelijks beheer" De bepaling : « § 4. Het directiecomité is belast met het dagelijks beheer, met de vertegenwoordiging met betrekking tot dat beheer en met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. Het bestaat uit een gedelegeerd bestuurder en maximaal vier bestuurders-directeurs die door de raad van bestuur worden aangesteld in eigen midden. » Ik stel voor om de definitie van dagelijks beheer te laten aansluiten bij de definitie die nu op verschillende plaatsen in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is opgenomen: « Het dagelijks bestuur omvat zowel de handelingen en de beslissingen die niet verder reiken dan de behoeften van het dagelijks leven van de vennootschap, als de handelingen en de beslissingen die, ofwel om reden van hun minder belang dat ze vertonen ofwel omwille van hun spoedeisend karakter, de tussenkomst van het bestuursorgaan niet rechtvaardigen. » II. GEMEENTELIJKE VZW'S - TITEL III - ARTIKELEN 32 tot 48 ARTIKEL 32 - De identificatie van de gemeentelijke vzw's De bepaling: «
Art. 32.§ 1. Een gemeente kan rechtstreeks of onrechtstreeks een vzw oprichten in de zin van de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, waarvan de activiteiten voorzien in de uitvoering van taken van gemeentelijk belang. § 2. Een gemeente kan rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen in een vzw waaraan zij een welomschreven opdracht van gemeentelijk belang delegeert. § 3. Deze verenigingen worden hierna gemeentelijke vzw's genoemd." Een van de voornaamste problemen die de aandacht van de wetgever hebben getrokken is de kwalificatie van een vzw als gemeentelijke vzw, wat de toepassing van een reeks organieke en werkingsregels met zich meebrengt, alsook een toezichtstelsel.
Artikelen 32 en 33 van de ordonnantie zijn de twee bepalingen waarop gesteund moet worden om te beslissen of een vzw binnen het toepassingsgebied van de ordonnantie valt.
Artikel 32 van de ordonnantie verleent een gemeente toestemming om een vzw op te richten of eraan deel te nemen als effectief lid, voor zover de activiteiten van deze vzw het gemeentelijke belang dienen.
Interpretatie: Met `oprichting' wordt de hypothese bedoeld dat een nieuwe rechtspersoon wordt opgericht op basis van een uitdrukkelijke beslissing van de gemeenteraad.
Met `deelname' worden situaties bedoeld waarin de gemeente effectief lid wordt van een bestaande vzw, in tegenstelling tot de hoedanigheid van toegetreden lid.
Gezien de grote verscheidenheid aan technieken die door gemeenten worden gebruikt om een vzw op te richten of eraan deel te nemen, moet worden verduidelijkt dat de hoedanigheid van de gemeente als effectief lid wordt beschouwd door de aanwezigheid van de gemeente als rechtspersoon in de organen van de vzw (algemene vergadering, raad van bestuur, orgaan waaraan het dagelijks bestuur is gedelegeerd), alsook de aanwezigheid van de gemeente als effectief lid door de tussenkomst van haar rechtstreekse vertegenwoordigers (bijvoorbeeld wanneer de burgemeester zetelt als voorzitter van de raad van bestuur en als lid van de algemene vergadering). Het zou immers niet mogelijk zijn dat lokale openbare mandatarissen (burgemeester, schepenen of gemeenteraadsleden) in hun hoedanigheid van openbare mandataris zitting zouden hebben in een orgaan van een vereniging, zonder dat zij belast zouden zijn met de vertegenwoordiging van de gemeentelijke instelling, waarvan zij zich binnen de vereniging als mandataris hebben aangemeld. De gemeente is echter "vertegenwoordigd" omdat zij, via haar vertegenwoordiger(s), effectief lid is van de vereniging. Met andere woorden, de mandatarissen handelen niet in hun eigen naam, maar in dat van de gemeente.De hoedanigheid van een openbaar mandataris in de organen van een vereniging wordt beoordeeld aan de hand van de statuten van de vereniging.
Deze interpretatie, waarbij enkel wordt rekening gehouden met het effectief lid, is gebaseerd op de voorbereidende werkzaamheden van de ordonnantie, die het volgende bepalen: "De gemeente kan ook beslissen deel te nemen aan een bestaande vzw.
De term `deelnemen' is gebruikt in plaats van de term `toetreden', want het gaat erom in het algemeen de gevallen te beogen waarbij de gemeente effectief lid wordt van een vzw. De term `toetreding' riskeert verwarring te veroorzaken met het feit dat men toegetreden lid kan worden van een vzw." Dit onderscheid is een afspiegeling van artikel 9:3, § 2 van het wetboek van vennootschappen en verenigingen, dat benadrukt dat toegetreden leden van een vzw derden blijven ten overstaan van die vzw. Als de gemeente gewoon toetreedt tot een vzw, kan dit deze vzw zeker geen gemeentelijk karakter bezorgen in de zin van de ordonnantie van 5 juli 2018.
Interpretatie: Daaruit vloeit voort dat de `symbolische' deelname van een gemeente aan een vzw, als toegetreden lid, om het project gedragen door de vzw in kwestie `moreel' te steunen, maar waarbij er voor de rest formeel geen band ontstaat tussen de gemeente en de vzw, niet leidt tot de conclusie dat de betrokken vzw een gemeentelijke vzw is.
Zowel de oprichting van een gemeentelijke vzw als de deelname van de gemeente aan een dergelijke vereniging vereisen een uitdrukkelijke beslissing van de gemeenteraad, op basis van artikel 117, eerste lid van de Nieuwe Gemeentewet of meer bepaald wanneer de gemeente vertegenwoordigers moet aanwijzen op grond van artikel 120, § 2, van de Nieuwe Gemeentewet.
Volgens de formule gehanteerd in § 3 van artikel 32, "Deze verenigingen worden hierna gemeentelijke vzw's genoemd." Interpretatie: Zonder dat het nodig is een beroep te doen op de criteria vastgesteld door artikel 33 van de ordonnantie, die we hierna zullen onderzoeken, moet bijgevolg elke vzw die opgericht wordt op basis van een beslissing van de gemeenteraad of elke vzw waaraan een gemeente 'deelneemt' in de voornoemde zin, beschouwd worden als een gemeentelijke vzw, en wordt het rechtsstelsel waarin de ordonnantie voorziet erop toegepast.
ARTIKEL 33 - Bij gebrek aan een uitdrukkelijke beslissing van de gemeenteraad, gebruik van vermoedens De bepaling: "
Art. 33.Een vzw wordt geacht gemeentelijk te zijn wanneer zij aan minstens een van de volgende voorwaarden voldoet : 1° één of meerdere van zijn bestuursorganen is voor meer dan de helft samengesteld uit leden van de gemeenteraad of leden voorgedragen door de gemeenteraad;2° de gemeente of haar rechtstreekse of onrechtstreekse vertegenwoordigers beschikken over de meerderheid van de stemmen in één of meerdere bestuursorganen;3° de gemeente neemt het grootste deel van het structureel tekort van de vzw of van het vereffeningspassief op zich. In de gevallen bepaald in de punten 1° en 2° zetelen de gemeenteraadsleden of de door hen voorgedragen leden in de organen van de gemeentelijke vzw als vertegenwoordigers van de gemeente. De statuten van de gemeentelijke vzw vermelden dat op dezelfde manier. » Artikel 33 van de ordonnantie vult artikel 32 aan, in die zin dat het ondergeschikt aan dat artikel van toepassing is, als er geen enkele uitdrukkelijke beslissing van de gemeenteraad bestaat waardoor de vzw kan worden beschouwd als opgericht door de gemeente of waardoor er beschouwd kan worden dat de gemeente formeel beslist heeft effectief lid van de vzw te worden, in de omstandigheden waaraan hierboven herinnerd werd. Zo moet het commentaar over deze bepaling in de voorbereidende werkzaamheden geïnterpreteerd worden, namelijk "De bepaling heeft als doel de bestaande praktijksituaties te vatten [...]".
Als het gemeentelijke karakter van een vzw niet kan worden afgeleid uit een uitdrukkelijke beslissing van de gemeenteraad of uit een uitdrukkelijke vermelding in de statuten van de vzw dat de gemeente effectief lid is, zullen de criteria vastgesteld door artikel 33, indien van toepassing, een dergelijke identificering mogelijk maken.
Het bestaan van deze ondergeschikte criteria was de wil van de wetgever om het fenomeen van de gemeentelijke vzw's volledig te vatten, aangezien er is vastgesteld dat het bijzonder veelzijdig is en dat een zeker aantal vzw's waarvan het gemeentelijke karakter onbetwistbaar is nochtans de gemeente als zodanig of haar vertegenwoordigers, die duidelijk als vertegenwoordigers van de gemeente zijn aangewezen, niet tot hun effectieve leden rekenen.
Het is om deze vzw's te identificeren dat de wetgever criteria heeft vastgesteld die het mogelijk maken een gemeentelijke vzw te kwalificeren, ook in gevallen waarin de gemeente er eigenlijk geen effectief lid van is.
Analyse van de criteria vastgelegd in artikel 33: De criteria die het mogelijk maken het gemeentelijke karakter van een vzw te achterhalen, vastgesteld in artikel 33 van de ordonnantie, zijn alternatief.
Criterium 1 : Het eerste criterium luidt als volgt: "één of meerdere van [de] bestuursorganen [van de vzw] is voor meer dan de helft samengesteld uit leden van de gemeenteraad of leden voorgedragen door de gemeenteraad".
Interpretatie: Dit criterium levert geen interpretatieproblemen op, behalve dat onder `orgaan' de algemene vergadering en de raad van bestuur van de vzw of het gedelegeerd orgaan voor het dagelijks bestuur zoals bedoeld in artikel 9:10 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen verstaan moet worden, met uitsluiting van elk orgaan, niet voorzien door de wetgeving, dat op beslissing van de vzw zou zijn opgericht.
Criterium 2 : Het tweede criterium luidt als volgt: "de gemeente of haar rechtstreekse of onrechtstreekse vertegenwoordigers beschikken over de meerderheid van de stemmen in één of meerdere bestuursorganen".
Interpretatie: Onder rechtstreekse vertegenwoordigers van de gemeente moet verstaan worden de leden van het college van burgemeester en schepenen of gemeenteraadsleden die zetelen in de algemene vergadering, de raad van bestuur of het gedelegeerd orgaan voor het dagelijks bestuur.
De onrechtstreekse vertegenwoordigers van de gemeente daarentegen zijn zij die niet beschikken over een politiek mandaat bij de gemeente, maar die op een of andere wijze door de gemeentelijke autoriteiten zijn aangewezen om zitting te nemen in de algemene vergadering, de raad van bestuur of het gedelegeerd orgaan voor het dagelijks bestuur.
Criterium 3 : Het derde criterium luidt als volgt: "de gemeente neemt het grootste deel van het structureel tekort van de vzw of van het vereffeningspassief op zich." Dit derde criterium is het meest ingewikkelde.
Zo moet het `tekort' (a), het `structurele tekort' (b) en wat we moeten verstaan onder `het grootste deel' van het structurele tekort (c) en tenslotte `het grootste deel van het vereffeningspassief `(d) gedefinieerd worden.a) Het tekort De wetgever heeft het structurele tekort niet omschreven in de context van de gemeentelijke vzw's. Als de wetgever een begrip gebruikt in een wettekst niet omschrijft, en de voorbereidende werkzaamheden de betekenis en reikwijdte van dit begrip niet voldoende verduidelijken, dan moeten ze geïnterpreteerd worden rekening houdend met hun gebruikelijke betekenis (zie Raad van State, nr. 223.400 van 6 mei 2013 en Raad van State, nr. 228.750 van 14 oktober 2014).
Volgens de eerste definitie uit het woordenboek van de Académie française is een tekort het "bedrag aan contant geld of kredieten dat ontbreekt in een overheidskas of privékas om de rekeningen sluitend te maken tussen de ontvangsten en de uitgaven" (vrije vertaling), en op het vlak van overheidsfinanciën is het `begrotingstekort' `het overschot van de uitgaven ten opzichte van de inkomsten' (vrije vertaling).
Interpretatie: Daaruit kunnen we afleiden dat het tekort, in de gewoonlijke betekenis van deze term, boekhoudkundig of budgettair kan zijn.
Het zal boekhoudkundig zijn als het in de rekeningen van de vzw verschijnt (hoofdzakelijk in de resultatenrekening). Het zal budgettair zijn als het verschijnt in het budget van de vzw.
Aangezien het budget er noodzakelijkerwijs komt vooraleer de rekeningen worden opgesteld, moet bij voorrang onderzocht worden of de gemeente zich ertoe verbindt een tekort aan te zuiveren in het budget van de vzw.
Het is niet noodzakelijk dat de gemeente zich er uitdrukkelijk toe verbindt het begrotingstekort van de vzw op zich te nemen. Het volstaat dat de gemeente dit de facto op zich neemt.
Als de enige ontvangst in de begroting van een vzw telkens weer (infra) een gemeentelijke subsidie is, lijdt het geen twijfel dat deze vzw als een gemeentelijke vzw betiteld moet worden, aangezien de gemeente "het grootste deel van haar structurele tekort" op zich neemt. De geplande activiteiten van de vzw zijn in dit voorbeeld immers duidelijk verlieslatend zonder de gemeentelijke subsidie.
Er kan evenwel blijken dat, ondanks een begroting in evenwicht, de jaarrekeningen van de vzw een verlies laten uitschijnen. De beslissing van een gemeente om aan een vzw een subsidie toe te kennen zodat ze haar activiteiten kan voortzetten ondanks dit verlies, en er dus voor te zorgen dat de vzw blijft bestaan, kan er ook toe leiden dat het stelsel van de gemeentelijke vzw's wordt toegepast.
Tenslotte, aangezien het opmaken van de begroting van een vzw niet gereglementeerd is, zou het kunnen dat de volledige inbreng van de gemeente in de vzw niet duidelijk vermeld wordt in de begroting. Het spreekt voor zich dat deze omstandigheid, namelijk de leemten in de begroting van de vzw, er niet toe kan leiden dat de kwalificatie als gemeentelijke vzw afgewezen wordt. Als er op basis van andere elementen dan de begroting wordt vastgesteld dat de gemeente het grootste deel van het structurele tekort van de vzw op zich neemt, kan de vzw dus als een gemeentelijke vzw gekwalificeerd worden. b) Het "structureel" tekort "Structuur" wordt gedefinieerd als de " organisatie van de delen van een systeem, die samenhang verschaft en er de permanente eigenschap van is " (Larousse, vrije vertaling). Wat het adjectief "structureel" betreft, dit wordt gedefinieerd als "wat behoort tot de structuren die eronder vallen" (Larousse, vrije vertaling).
Interpretatie: Om "structureel" te zijn, moet het tekort dat de gemeente aanzuivert dan op zijn minst terugkerend zijn en de organisatie van activiteiten beïnvloeden die essentieel zijn voor het bereiken van het maatschappelijk doel van de vzw.
Financiële of materiële steun zal daarom niet in aanmerking worden genomen voor een specifiek of bijkomend project van de vzw, die haar essentiële activiteiten niet ondersteunt.
Om te bepalen of de gemeente het 'structurele' tekort van de vzw op zich neemt, is het dus een kwestie van: 1 ° Om eerst na te gaan of de activiteit of activiteiten met betrekking tot gemeentelijke steun noodzakelijk zijn voor het bereiken van het maatschappelijk doel van de vzw. 2 ° Om te bepalen of deze ondersteuning als terugkerend kan worden aangemerkt. In dit laatste opzicht zal ik, behalve in door de gemeente of de vzw aangevoerde bijzondere omstandigheden, van mening zijn dat de aanname van het structurele tekort terugkerend is wanneer het zich twee jaar op rij voordoet.
Quid met het rekening houden met de zogenaamde "werkingssubsidies"? Bovendien is het duidelijk dat een vzw niet kan functioneren zonder over voldoende middelen te beschikken op het gebied van infrastructuur, personeel en uitrusting. De subsidies die betrekking hebben op de middelen van de vzw, die kunnen worden aangemerkt als "werkingssubsidies", zijn van nature subsidies die tot doel hebben de vzw in staat te stellen de activiteiten voort te zetten die uit haar sociaal doel voortvloeien.
Als zodanig zullen ze altijd in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het aandeel van het structurele tekort dat door de gemeente wordt gedragen.
Ten slotte ben ik van mening dat "het dragen van het grootste deel van het structurele tekort of het vereffeningspassief" niet alleen mag worden beoordeeld in het licht van de zuiver financiële steun die de gemeente aan de vzw verleent. Het kunnen ook andere vormen van steun of voordeel zijn die door de gemeente worden verleend.
Met andere woorden, alle gemeentelijke subsidies zullen in aanmerking worden genomen om het "relatieve gewicht" van gemeentelijke steun voor de goede werking van de vzw in te schatten.
Ik zal ook verwijzen naar de definitie van de subsidie zoals die is vastgelegd in artikel 2 van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen, namelijk "elke tegemoetkoming, elk voordeel of elke hulp, ongeacht de vorm of de benaming ervan, met inbegrip van de zonder interest verleende terugvorderbare voorschotten, toegekend ter bevordering van voor het algemeen belang dienstige activiteiten [...] ".
Om het relatieve gewicht van een "niet-financiële" toelage te bepalen, zal deze in geldwaarde moeten worden geëvalueerd. Zo is bijvoorbeeld de terbeschikkingstelling van een gemeentelijk ambtenaar voor een periode van een jaar gelijk aan het brutobedrag van het jaarsalaris, vermeerderd met de bijdragen die door de vzw zouden moeten worden gedragen indien zij zelf een werknemer zou hebben ingehuurd om de werkzaamheden uit te voeren die van de haar ter beschikking gestelde gemeenteambtenaar worden verwacht.
Wanneer de gemeente de vzw niet langer steunt door het grootste deel van haar structurele tekort te dragen, en dat deze vzw bovendien niet is opgericht op basis van een besluit van de gemeenteraad of dat de gemeente geen effectief lid is, verliest de vzw haar gemeentelijk karakter. Om ervoor te zorgen dat mijn diensten de "perimeter" substantiële wijziging van de terugkerende toelagen die aan een gemeentelijke vzw worden verleend om haar structurele tekort te dekken, wordt aangemeld bij de Directie Algemene en Juridische Zaken van Brussel Plaatselijke Besturen (dagj@gob.brussels) van gemeentelijke vzw's up-to-date houden, is het daarom van essentieel belang dat elke c) Het "grootste deel" van het structurele tekort De "structurele" financiering die de vzw nodig heeft, zoals hierboven gedefinieerd, heeft betrekking op de activiteiten van de vzw die nodig zijn voor het bereiken van haar sociale doel of op de middelen die nodig zijn voor haar werking. Het zijn deze structurele financieringsbehoeften die het structurele tekort vormen dat de vzw moet compenseren met inkomsten die uit verschillende bronnen kunnen komen.
Interpretatie: Als het grootste deel van deze ontvangsten - dat wil zeggen meer dan 50% ervan - afkomstig is van een gemeentelijke subsidie, zoals hierboven gedefinieerd, moet worden overwogen dat het "grootste deel" van het structurele tekort wordt gedragen door de gemeente.
Rekening houdend met de ontwikkelingen onder de punten a), b) en c), kunnen de volgende voorbeelden worden gegeven: Fictief voorbeeld 1: Een vzw met als maatschappelijk doel de bevordering van sport binnen het grondgebied van de gemeente (de vzw is geen door de Franse Gemeenschap erkend sportcentrum).
De gemeente is geen effectief lid van de vzw.
De vzw voorziet in haar begroting voor 2020 globale uitgaven voor een bedrag van 100.000 euro.
De vzw heeft "eigen" inkomsten, dat wil zeggen inkomsten gegenereerd door haar activiteiten, die 30.000 euro bedragen.
Laten we aannemen dat ze van X een subsidie van 30.000 euro krijgt voor het onderhoud van de haar ter beschikking gestelde sportinfrastructuur en van de gemeente een subsidie van 40.000 euro voor de organisatie van de sportactiviteiten van de gemeentescholen.
Dit evenwichtige budget van de vzw heeft gedurende 3 jaar dezelfde kenmerken.
De twee subsidies die aan de vzw zijn toegekend, maken het mogelijk activiteiten te financieren die nodig zijn om haar maatschappelijk doel te bereiken: het onderhoud van de sportinstallaties die ze beheert en de organisatie van sportactiviteiten. Zonder deze subsidies zou de vzw haar maatschappelijk doel niet kunnen verwezenlijken.
In dit voorbeeld bedraagt het structurele tekort van de vzw dus 70.000 euro.
De gemeente neemt echter jaarlijks 40.000 euro daarvan op zich. Ze neemt dus 57% van het structurele tekort van de vzw op zich, en dus het grootste deel.
Deze vzw wordt beschouwd als een gemeentelijke vzw op grond van artikel 33, eerste lid, 3° van de ordonnantie.
Fictief voorbeeld 2: Een vzw met als maatschappelijk doel het aanbieden van beroepsopleidingen aan werkzoekenden(de vzw beschikt over geen enkele erkenning).
De gemeente is geen effectief lid van de vzw.
De vzw voorziet in haar begroting voor 2020 globale uitgaven voor een bedrag van 100.000 euro. 20.000 euro is voor buitengewone uitgaven, die verband houden met de uitzonderlijke organisatie van een jobbeurs in de gemeente.
De "eigen" inkomsten van de vzw bedragen 40.000 euro. De vzw ontvangt al 10 jaar lang een subsidie van 40.000 euro per jaar van X. Ook ontvangt zij in 2020 deze subsidie van 40.000 euro.
De gemeente kent de vzw een subsidie van 20.000 euro toe om de kosten te dekken voor de organisatie van de jobbeurs in 2020.
Deze vzw wordt niet beschouwd als een gemeentelijke vzw, met dien verstande dat de door de gemeente toegekende subsidie ad hoc is en niet noodzakelijk is voor het bereiken van het maatschappelijk doel van de vzw. Hetzelfde zou gelden als de gemeente elk jaar een subsidie van 20.000 euro zou betalen voor de organisatie van een jobbeurs, op voorwaarde dat de organisatie van de jobbeurs een bijkomende activiteit van de vzw blijft, niet essentieel voor het bereiken van het maatschappelijk doel. Bovendien moet worden opgemerkt dat, zelfs als de organisatie van een jobbeurs moet worden beschouwd als een activiteit die nodig is om het maatschappelijk doel van de vzw te bereiken, de gemeente het grootste deel van het structureel tekort niet voor haar rekening neemt, aangezien ze slechts een derde ervan op zich neemt; bijgevolg kon ook in deze laatste hypothese de vzw niet beschouwd worden als gemeentelijke vzw op grond van artikel 33, eerste lid, 3° van de ordonnantie. d) Het op zich nemen van het grootste deel van het vereffeningspassief In de praktijk wordt niet vaak voldaan aan het criterium van het op zich nemen van het grootste deel van het vereffeningspassief.Het veronderstelt immers dat de statuten uitdrukkelijk vermelden dat de gemeente het grootste deel van het passief op zich zal nemen bij een vereffening van de vzw. Zonder een dergelijke vermelding moeten we immers vaststellen dat, zelfs als de gemeente de facto het vereffeningspassief van een vzw op zich neemt, die - bij wijze van hypothese - niet als een gemeentelijke vzw beschouwd zou kunnen worden aangezien ze dan immers in vereffening is.
Het criterium van het op zich nemen van het grootste deel van het vereffeningspassief zou in de praktijk niet vaak mogen voorkomen.
Zonder een dergelijke vermelding moeten we immers vaststellen dat, zelfs als de gemeente de facto het vereffeningspassief van een vzw op zich neemt, die - bij wijze van hypothese - niet als een gemeentelijke vzw beschouwd zou kunnen worden aangezien ze dan immers in vereffening is.
ARTIKEL 34 - De verplichting om een voorafgaand verslag op stellen betreffende de efficiëntie van het gebruik van de vorm van de gemeentelijke vzw Artikel 34 van de ordonnantie vereist de opstelling van een verslag waarin wordt aangetoond dat "de gedelegeerde opdracht of opdrachten niet even efficiënt kan worden voldaan binnen de gemeente zelf of in een autonoom gemeentebedrijf.".
Interpretatie Deze verplichting wordt alleen opgelegd "wanneer de gemeente beslist een vzw op te richten of hierin te participeren". Deze bepaling heeft geen terugwerkende kracht en legt de opstelling van een verslag zoals bedoeld in artikel 34 van de ordonnantie dus niet op wanneer de vzw door de gemeente is opgericht vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie of wanneer de gemeente heeft besloten eraan deel te nemen vóór deze inwerkingtreding.
ARTIKEL 36, §§ 1 en 2 - Vertegenwoordiging van beide geslachten De bepaling: "
Art. 36.§ 1. De gemeenteraad stelt de vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering van de gemeentelijke vzw aan.
Ten minste een derde van de vertegenwoordigers zijn niet van hetzelfde geslacht. § 2. Minstens een derde van de leden van de raad van bestuur wordt aangesteld door de algemene vergadering op voordracht van de gemeenteraad of van de leden van de algemene vergadering die door de gemeenteraad zijn aangewezen.
De raad van bestuur mag niet voor meer dan twee derde bestaan uit leden van hetzelfde geslacht. De gemeenteraad kan de algemene vergadering verzoeken de aanstellingen te herroepen die op grond van hun voorstellen zijn gebeurd.
Wanneer politieke fracties die deel uitmaken van de gemeenteraad niet vertegenwoordigd zijn, wordt de raad van bestuur uitgebreid met een bestuurderszetel. De bijkomende zetel wordt aan een niet-vertegenwoordigde fractie uit de oppositie toegewezen, voor zover de samenstellende delen van die fractie elk individueel de democratische beginselen en regels aanvaarden en zich daaraan houden." Zoals blijkt uit de woorden die worden gebruikt in artikel 36, § 1, tweede lid, zijn alleen de vertegenwoordigers van de gemeente binnen de algemene vergadering onderworpen aan de regel volgens welke "ten minste een derde van de vertegenwoordigers van het andere geslacht is".
Hetzelfde geldt niet voor de raad van bestuur, die wat hem betreft - in zijn geheel - niet meer dan twee derde van de leden van hetzelfde geslacht kan omvatten.
Interpretatie: Het verschil tussen de samenstellingsregels van de algemene vergadering en van de raad van bestuur, voor zover zij een minimale vertegenwoordiging van beide geslachten willen waarborgen, wordt zeker verklaard door het feit dat de samenstelling van de algemene vergadering van een vzw, die minstens uit alle effectieve leden moet bestaan, rechtstreeks verband houdt met de vrijheid van vereniging, gewaarborgd door de Grondwet en verschillende internationale instrumenten. De vrijheid van vereniging die de eventuele partners van de gemeente binnen de gemeentelijke vzw genieten, lijkt mij moeilijk te rijmen met voornoemde regel.
ARTIKEL 38 - De verplichting om een beheersovereenkomst op te stellen wanneer meer dan 50% van het budget van de gemeentelijke vzw gedekt wordt door een subsidie van de gemeente De bepaling: "
Art. 38.De gemeente sluit een overeenkomst met de gemeentelijke vzw waarvan minstens 50 % van het budget gedekt wordt door een gemeentelijke subsidie." Interpretatie: Zoals ik al heb vermeld in verband met de interpretatie van de uitdrukking " het op zich nemen van het structurele tekort ", is het begrip `subsidie' gebaseerd op de definitie van subsidie in artikel 2 van de wet van 14 november 1983. De rechtszekerheid vereist namelijk dat in een gegeven context hetzelfde woord bij elk gebruik een identieke definitie krijgt. Ook op het gebied van gemeentelijk recht kan het begrip subsidie niet meerdere definities hebben.
Men kan dus niet uitsluitend rekening houden met subsidies van financiële aard.
Bovendien zijn de vzw's die onder deze verplichting vallen alleen de gemeentelijke vzw's. Daarom moet met voorrang worden nagegaan of de vzw kan worden beschouwd als een gemeentelijke vzw.
Indien nodig wordt, eerst en vooral ten aanzien van het budget van de vzw, gekeken of minimaal 50% van de inkomsten afkomstig is van een gemeentelijke subsidie. Dit houdt in dat de oorsprong van de ontvangsten duidelijk vermeld is in de begroting van de gemeentelijke vzw, en dat de ontvangsten van de gemeente op zijn minst onderscheiden worden van de andere ontvangsten.
Zelfs al moet de begroting van een vzw niet voldoen aan een strikt reglementair kader, dan nog moet ze, als het om een gemeentelijke vzw gaat, opgemaakt worden op een dergelijke manier dat artikel 38 van de ordonnantie een nuttig gevolg kan hebben, dat wil zeggen door het "gemeentelijke deel" van de globale ontvangsten van de vzw te verduidelijken.
De verplichting tot het sluiten van een overeenkomst geldt zodra de gemeente minimaal 50% van de begroting op zich neemt.
De gemeente en de vzw kunnen de duur van de overeenkomst bepalen. Als de gemeente overweegt slechts uitzonderlijk minstens 50% van de verhoopte ontvangsten van de vzw te dekken, kan ze bijgevolg de vzw een overeenkomst van slechts een jaar voorstellen. Als de gemeente tijdens de uitvoering van de overeenkomst zou stoppen de verhoopte jaarlijkse ontvangsten van de vzw voor minstens 50% te dekken, dan verbreekt dit daarom de overeenkomst niet.
Artikel 38 van de ordonnantie geeft immers enkel aan in welke situatie de gemeente en de vzw een overeenkomst moeten sluiten, maar heeft niet tot gevolg dat, tegen de wil van de partijen in, de overeenkomst wordt beëindigd zodra de financiering van de gemeente niet langer de voornoemde drempel bereikt.
ARTIKEL 41 - De uitgesloten vzw's De bepaling: "Deze titel geldt niet voor vzw's die zijn opgericht krachtens een specifiek wettelijk kader." Interpretatie: Het lijkt eenvoudig, maar de formule vereist toch meerdere verduidelijkingen: Ook al is de wetgever in dit opzicht niet erg welbespraakt, lijkt het vanzelfsprekend dat het wettelijk kader waarin de vzw valt - die bij wijze van hypothese als gemeentelijke vzw had kunnen worden gekwalificeerd - "voldoende" volledig moet zijn .
Op zijn minst moeten binnen dit specifieke wettelijke kader de opdrachten van algemeen belang omschreven worden die de vzw moet vervullen, alsook de wijze waarop de correcte uitvoering van deze opdrachten gecontroleerd zal worden in het licht van dit wettelijke kader. Bij gebrek aan deze minimale consistentie kan redelijkerwijs niet worden beweerd dat de vzw is opgericht "krachtens een specifiek wettelijk kader". Verder stel ik vast dat de meeste vzw's strikt genomen niet zijn "opgericht krachtens een specifiek wettelijk kader", maar dat ze, meestal, zijn opgericht om te voldoen aan wettelijke voorwaarden om de erkenning of goedkeuring door een overheidsinstelling te kunnen verkrijgen.
Dit is het geval bij culturele centra waarvan de "oprichters" willen dat ze een "erkenning" krijgen van de Franse Gemeenschap; dit geldt ook voor vzw's die streven naar een erkenning als plaatselijk sportcentrum, enz.
Deze vzw's zullen in werkelijkheid pas aan een specifiek wettelijk kader worden onderworpen nadat ze zijn erkend door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het onderzoek of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, en dit wettelijk kader zal niet langer op hen van toepassing zijn in geval van intrekking of verval van de erkenning. Als dergelijke vzw's een gemeentelijk karakter hebben, zullen ze dan ook slechts uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de ordonnantie tijdens de periode waarin de erkenning of goedkeuring "van kracht" is.
In tegenstelling tot wat uitdrukkelijk voorzien is voor gemeentelijke vzw's, worden de meergemeentelijke vzw's bedoeld in titel 6 van de ordonnantie niet uitdrukkelijk uitgesloten van het toepassingsgebied ervan als ze zijn "opgericht krachtens een specifiek wettelijk kader".
Ik zal binnenkort aan het Parlement voorstellen de ordonnantie te wijzigen in die zin dat de uitsluiting beoogd in artikel 41 van de ordonnantie uitgebreid wordt naar de meergemeentelijke vzw's opgericht krachtens een specifiek wettelijk kader.
De Minister belast met de Plaatselijke besturen, B. CLERFAYT