gepubliceerd op 27 januari 2016
Afwijking op de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud Betreft : afwijking op artikel 27, § 1, 7°, 10° en 68, § 1, 1°, 6° en 9° en 88, § 1, 1° van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbeho AANHEF: Overwegende de aanvraag van 11 september 2014 waarbij Van der Wijden, hoofd van het depa(...)
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Afwijking op de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud Betreft : afwijking op artikel 27, § 1, 7°, 10° en 68, § 1, 1°, 6° en 9° en 88, § 1, 1° van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud (hieronder « de Ordonnantie » genoemd) voor het vangen van vleermuizen, in bijzonder voor de verplichte monitoring van de Natura 2000-soorten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het bewaren van dood gevonden specimens. AANHEF: Overwegende de aanvraag van 11 september 2014 waarbij Van der Wijden, hoofd van het departement biodiversiteit bij Leefmilieu Brussel - BIM, Havenlaan 86C te 1000 Brussel, een afwijking vraagt voor het vangen van vleermuizen, in bijzonder voor de verplichte monitoring van de Natura 2000-soorten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bewaren van dood gevonden specimens, op basis van de artikels 27, § 1, 7° en 10°, 68, § 1, 1°, 6° en 9°, 88, § 1, 1° van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, voor de volgende personen:
Meneer
Alex Lefèvre
Klissenhoek, 85 - 2290 Vorselaar
Meneer
Ben Van der Wijden
avenue du Port, 86 C - 1000 Bruxelles
Madame
Cécile Herr
rue Cervantes, 60 bte 3 - 1190 Bruxelles
Madame
Dido Gosse
Rue d'Edimbourg, 26 - 1050 Bruxelles
Monsieur
Guy Rotsaert
avenue du Port, 86 C - 1000 Bruxelles
Monsieur
Patrick Vanden Borre
rue Saint Lambert, 71 - 1200 Bruxelles
Madame
Pierrette Nyssen
rue Nanon, 98 - 5000 Namur
Meneer
Sven Verkem
Uitbreidingsstraat, 51 - 2570 Duffel
Gelet op de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, meer in het bijzonder haar artikelen 27, § 1, 7° en 10°, 68, § 1, 1°, 6° en 9°, 83, § 1 en 84, 85 en 88, § 1, 1° ; Gelet op het gunstig advies van de Brusselse hoge raad voor natuurbehoud van 01 oktober 2014, gelegd binnen het termijn van 30 dagen zoals voorzien in het artikel 84, § 1, alinea 3 ;
Overwegende de verschillende bepalingen van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud onder andere het verbod om specimens van beschermde soorten te vangen, en ze te verstoren vooral tijdens de voortplantings- of trekperiode, ook in natuur- en bosreservaten, het verbod om deze op openbare plaatsen te vertonen, het verbod om, in de natuur- en bosreservaten, hun nesten, voortplantings-, rust- en schuilplaatsen te vernietigen of te verstoren, af te wijken van de wegen en paden geopend voor het publiek, netten, bandrecorders en digitale opnametoestellen te gebruiken;
Overwegende dat er geen andere toereikende oplossing bestaat dan het vangen van vleermuizen in actie met behulp van netten toe te laten voor de verplichte monitoring van de Natura 2000-soorten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangezien de gewone opsporingsmiddelen (ultrasone detector) weinig tot niet voldoen voor bepaalde soorten, waaronder bijvoorbeeld de Bechsteins vleermuis (Myotis bechsteinii), een soort uit bijlage IV a) van de Habitatrichtlijn, bijlage II van de Conventie van Bern en bijlage II.2 van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
Overwegende dat deze vangsten de monitoring van de soorten van vleermuizen mogelijk maken en voor zover mogelijk het verwerven van nieuwe gegevens over de aanwezige soorten, hun spreiding, hun verblijfplaatsen en een betere kennis van de jacht- en transitzones, de plaats van de voortplantingszones, van de verschillende verblijfplaatsen en de vliegroutes;
Overwegende dat het vangen van de vleermuizen bovendien toelaat om het geslacht, de leeftijd en voortplantingsstatus te bepalen, wat bijvoorbeeld in het geval van een zogend vrouwtje toelaat te veronderstellen dat er een voortplantingskolonie in de buurt is, en in het bijzonder voor zeldzame soorten laat de plaatsing van een ultralichte zender toe de specimen via telemetrie te volgen tot aan de verblijfplaats;
Overwegende dat er geen andere toereikende oplossing bestaat dan het houden van gevonden dode specimens toe te laten voor een eventueel epidemiologische follow-up;
Overwegende dat de maatregel direct noch indirect nadelig is voor het behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soorten in hun natuurlijk verspreidingsgebied en geen risico dreigt te vormen voor de integriteit van de Natura 2000-gebieden, het feit dat de gevangen specimens ter plaatse worden vrijgelaten en geen enkel exemplaar opzettelijk door om het even welk middel zal worden gedood; dat bovendien het manipuleren exclusief zal worden uitgevoerd door de specialisten die in deze beslissing worden vermeld, die een doeltreffende opleiding hebben genoten en een vaccin tegen hondsdolheid hebben gekregen;
Overwegende dat deze aanvraag voor een afwijking op de verbodsbepalingen die vervat zitten in de artikelen 27, § 1, 7° en 10°, 68, § 1, 1°, 6° en 9° en 88, § 1, 1° beantwoordt aan de redenen op het vlak van de bescherming van wilde diersoorten, de instandhouding van natuurlijke habitats en wetenschappelijk onderzoek en educatie ;
Overwegende dat Leefmilieu Brussel aan de aanvrager een afwijking heeft toegestaan voor dezelfde reden ;
Overwegende dat de aanvrager Leefmilieu Brussel het rapport over de uitvoering volgens de omschreven periodiciteit heeft bezorgd op 09/09/2014.
BESLISSING: Leefmilieu Brussel - BIM kent de afwijkingen aan de verbodsbepalingen van de artikels 27, § 1, 7° en 10°, 68, § 1, 1°, 6° en 9°, 88, § 1, 1° toe, voor het vangen van vleermuizen, in bijzonder voor de verplichte monitoring van de Natura 2000-soorten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor het bewaren dood gevonden specimens, mits de onderstaande voorwaarden in acht worden genomen.
Deze beslissing is individueel, persoonlijk en niet-overdraagbaar.
Deze beslissing moet tijdens elke controle kunnen worden voorgelegd.
VOORWAARDEN: Betrokken dierensoorten: alle vleermuizensoorten (Chiroptera sp.) Aantal specimens waarvoor de afwijking wordt toegestaan: zonder limiet van aantallen Periode waarvoor de afwijking wordt toegestaan: 1 januari 2015 tem 31 december 2020 Plaats waar de afwijking kan worden uitgeoefend: het volledige Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Natura-2000 gebieden, bos- en natuurreservaten inbegrepen. Deze beslissing moet tijdens elke controle kunnen worden voorgelegd.
Toegelaten middelen, installaties en methodes: voor vleermuizen aangepaste mistnetten, harptrap, akoestische lokker De begunstigden van deze afwijking zullen contact opnemen met de terreinbeheerder voor de plaatsing van de netten. Anderzijds, voor het plaatsen van netten in de parken en bossen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient een afzonderlijke verkeersvergunning aangevraagd te worden.
Toegestane methodes voor vangen: netten, akoestische lokker, harptrap Voorwaarden om een eventueel risico te beperken: - de dieren zullen met aangepaste netten gevangen worden; - de gevangen dieren zullen zo snel mogelijk ter plaatse worden losgelaten na determinatie van de soort en het nemen van de relevante lichaamsmaten; - indien er ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch een dier zou sterven, wordt dit geval gemeld aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer en wordt het dier afgevoerd naar het WIV (vroeger Pasteur Instituut) te Ukkel voor epidemiologisch onderzoek, conform de wetgeving van toepassing voor afval en verwerking van dierlijke krengen; - wanneer buiten de wegen wordt getreden in natuur- en bosreservaten, wordt erop gelet om minimale schade aan te richten aan de vegetatie.
Bestemming van de betrokken gevangen dieren of hun stoffelijk overschot: - de gevangen dieren worden ter plaatse vrijgelaten; - dode vleermuizen worden binnen korte tijd afgevoerd naar het WIV (vroeger Pasteur Instituut) te Ukkel, conform de wetgeving van toepassing voor afval en verwerking van dierlijke krengen.
CONTROLE: Leefmilieu Brussel - BIM is bevoegd om de naleving van de voorwaarden van deze afwijking te controleren en te bepalen of aan alle vereiste voorwaarden voldaan is.
De begunstigde van de afwijking dient bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer een rapport in over de uitvoering van deze afwijking en dat binnen een termijn van 3 maanden, te tellen vanaf de volledige uitvoering van de toegestane afwijking.
BEROEP: Bij betwisting van deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij het Milieucollege, C.C.N. - Vooruitgangsstraat 80 in 1030 Brussel, overeenkomstig artikel 89, § 1 van de Ordonnantie. U beschikt over een termijn van dertig dagen, te tellen vanaf deze kennisgeving, om per aangetekend schrijven beroep aan te tekenen.
Opgesteld in Brussel, op 31 oktober 2014.
Machteld GRYSEELS, Adjunct-Directrice-generaal ad interim Frédéric FONTAINE, Directeur-generaal