gepubliceerd op 26 juni 2002
Omzendbrief. - Ordonnantie van 18 april 2002 tot wijziging van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
24 MEI 2002. - Omzendbrief. - Ordonnantie van 18 april 2002 tot wijziging van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Aan de burgemeesters en schepenen van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Mevrouw, Mijne Heren, In het Belgisch Staatsblad van 8 mei 2002 verscheen de ordonnantie van 18 april 2002 tot wijziging van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een afschrift van deze ordonnantie, alsook een gecoördineerde versie van de ordonnantie van 14 mei 1998, vindt U hierbij als bijlagen.
De ordonnantie van 18 april 2002 is een nieuwe stap naar een vereenvoudigd en versneld administratief toezicht.
De voornaamste wijziging betreft een nieuwe inkorting van de termijnen. De basistermijn voor de uitoefening van het administratief toezicht bedraagt krachtens de nieuwe ordonnantie 40 dagen. Enkel voor de goedkeuring van de rekeningen wordt een langere termijn van 80 dagen bepaald.
De verlenging van de goedkeuringstermijnen werd eenvormig vastgesteld en beperkt tot 40 dagen (80 dagen voor de rekeningen).
Ook de termijn voor het toezicht op de gemeenteraadsbeslissingen die opgevraagd werden uit de lijsten met de korte inhoud van de beslissingen werd drastisch verlaagd. Indien de toezichthoudende overheid een beslissing uit de lijst opvraagt, bedraagt de toezichtstermijn slechts 20 dagen vanaf de ontvangst van de beslissing in extenso.
Sedert de inwerkingtreding van de ordonnantie van 14 mei 1998 dienden alle toezichtsbesluiten binnen de toezichtstermijn aan de gemeente verzonden te worden. Ondanks de inkorting van de termijnen blijft deze verplichting ongewijzigd.
Een andere belangrijke wijziging, die in eerste instantie de gemeenten aanbelangt, is de wijziging van het vierde lid van artikel 9 van de ordonnantie van 14 mei 1998. Krachtens het oude artikel 9, vierde lid, was elke geschorste akte waarvan de rechtvaardiging niet aan de Regering gezonden werd binnen de 150 dagen vanaf de ontvangst van het schorsingsbesluit, van rechtswege nietig. Ten einde de rechtsonzekerheid te beperken werd ook deze termijn teruggebracht tot 40 dagen.
De inkorting van deze termijn tot 40 dagen ontslaat de gemeenteoverheden niet van hun verplichting om van elk schorsingsbesluit kennis te nemen. Het passief afwachten tot het verstrijken van de termijn van 40 dagen - met als gevolg de nietigheid van het geschorste besluit - is strijdig met het behoorlijk bestuur van de gemeente en zou nefast zijn voor de rechtszekerheid. Bij de controle van de rekeningen zal de toezichthoudende overheid bijzondere aandacht besteden aan de financiële gevolgen van deze akten. Aan de gemeente wordt dus met aandrang gevraagd binnen de 40 dagen de handhaving of de intrekking van een geschorste beslissing aan de toezichthoudende overheid over te maken.
In dit verband wens ik de gemeenten tevens te herinneren aan de bestaande wettelijke regeling. Zoals reeds gesteld werd in de omzendbrief van 24 augustus 1998 (afschrift als bijlage) voorziet de ordonnantie van 14 mei 1998 niet in de mogelijkheid een geschorste beslissing te wijzigen, bijvoorbeeld om ze aan te passen aan de bezwaren vermeld in het schorsingsbesluit. De gemeenteoverheid dient er zich toe te beperken de geschorste akte ofwel in te trekken, ofwel te rechtvaardigen. Indien men wenst de geschorste beslissing aan te passen aan het schorsingsbesluit, dan dient de geschorste beslissing eerst ingetrokken te worden, gevolgd door het nemen van een nieuwe beslissing.
De nieuwe regeling is van toepassing op alle akten van de gemeenteoverheden genomen vanaf 18 mei 2002.