Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 14 juni 2018
gepubliceerd op 10 juli 2018

Ordonnantie betreffende de noodhulp aan en de inschakeling van daklozen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2018031301
pub.
10/07/2018
prom.
14/06/2018
ELI
eli/ordonnantie/2018/06/14/2018031301/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


14 JUNI 2018. - Ordonnantie betreffende de noodhulp aan en de inschakeling van daklozen


De Verenigde Vergadering heeft aangenomen en Wij, Verenigd College, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Onderhavige ordonnantie regelt een in artikel 135 van de Grondwet beoogde materie.

Ze legt artikel 23 van de Grondwet ten uitvoer.

Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° dakloze : een persoon die zich in één of meer van de volgende situaties bevindt : a) leeft in de openbare ruimte ;b) beschikt niet over huisvesting, is niet in staat met eigen middelen huisvesting te verkrijgen en heeft bijgevolg geen verblijfplaats ;c) heeft geen verblijfplaats die bewoonbaar is volgens de normen inzake gezondheid, veiligheid en bewoonbaarheid ;d) beschikt niet over huisvesting, is niet in staat om met eigen middelen huisvesting te verkrijgen en verblijft tijdelijk in een noodhuisvesting of in een onthaalhuis ;2° begeleidingsbehoeftige : de persoon die over een woning beschikt maar die begeleiding nodig heeft om zelfstandig te kunnen leven en het verlies van zijn woning te voorkomen ;3° noodopvang : de door een organiserende instantie beheerde verblijfsdienst die niet individueel beheerst wordt door haar bewoner en waar de organiserende instantie een spoedhuisvesting van korte of middellange termijn en een psychosociale begeleiding organiseert ;4° dagopvang : dienst die overdag geopend is en die daklozen een opvang, een psychosociale tenlasteneming, een administratieve begeleidingsdienst en ten minste één van de diensten voor hulp bij het dagelijkse leven biedt ;5° onthaalhuis : door een organiserende instantie beheerde verblijfsdienst die niet individueel beheerst wordt door haar bewoner en waar de organiserende instantie een tijdelijke huisvesting organiseert alsook een begeleiding die tot doel heeft de dakloze op termijn opnieuw te integreren ;6° thuisbegeleiding : de dienst die voorziet in de psychosociale, budgettaire of administratieve thuisbegeleiding bij begeleidingsbehoeftigen die dit verzoeken, totdat deze personen zelfstandig kunnen zijn ;de dienst van een in artikel 27, 1°, bedoeld centrum zorgt ook voor een opvolging ter voorkoming van de uithuiszetting van personen over wie het OCMW informatie heeft gekregen in het kader van een uithuiszettingsprocedure ; 7° housing first : dienst die gericht is op het zoeken naar en het verschaffen van onmiddellijke toegang tot stabiele huisvesting voor een dakloze en die deze een facultatieve psychosociale begeleiding aanbiedt ;8° straathoekwerk en daklozenronde : de mobiele dienst die enkel in de leefomgevingen van daklozen actief is en hun verzoeken in acht neemt om enerzijds in hun behoeften te voorzien en hen te begeleiden naar noodopvangcentra, en/of hen anderzijds te begeleiden gedurende hun volledige traject in de marginaliteit, met als uiteindelijk doel hun sociale herinschakeling ;9° centrum : organisatie die geniet van een tijdelijke werkingsvergunning of een erkenning voor het verlenen van een of meerdere van de diensten bedoeld in 3° tot 8° in het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest ;10° coördinator : het orgaan belast met het coördineren van de noodhulpvoorzieningen of de inschakelingsvoorzieningen ;11° noodopvangbeheerder : het centrum belast met de uitvoering van de noodvoorzieningen bedoeld in 3° ;12° organiserende instantie : de in artikel 27 bedoelde rechtspersoon die een centrum organiseert ;13° Adviesraad : de Adviesraad voor gezondheids- en welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, opgericht bij de ordonnantie van 17 juli 1991 houdende oprichting van een Adviesraad voor gezondheids- en welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ;14° Verenigd College : het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad ;15° ministers : het lid of de leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen ;16° ontvanger : Bruss'Help of elk ander centrum dat volledig of gedeeltelijk toegang heeft tot de in het netwerk van de sociale dossiers geregistreerde informatie ;17° gewestelijke dienstenintegrator : de in artikel 8 van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende de oprichting en organisatie van een gewestelijke dienstenintegrator bedoelde instelling ;18° Brusselse Controlecommissie : de in hoofdstuk 7 van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende de oprichting en organisatie van een gewestelijke dienstenintegrator bedoelde instelling ;19° verwerkingsverantwoordelijke : natuurlijke persoon of rechtspersoon, feitelijke vereniging of openbare administratie die in artikel 1, § 4 van de wet van 8 augustus 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens bedoeld wordt ;20° AVG-verordening : verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). HOOFDSTUK 2. - Noodhulp- en inschakelingsvoorzieningen voor daklozen Afdeling 1. - Noodhulpvoorzieningen

Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 3.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan artikel 10, § 2, zijn de in deze afdeling bedoelde noodhulpdiensten onvoorwaardelijk en gratis. § 2. Daklozen die niet tot één van de hierna opgesomde categorieën behoren, kunnen een beroep doen op de in de artikelen 5 en 9 bedoelde diensten, maar zonder dat er voor hen echter een voor de hoven en rechtbanken afdwingbaar recht wordt erkend : 1° van Belgische nationaliteit zijn ;2° genieten, als burger van de Europese Unie of als lid van zijn familie die hem begeleidt of zich bij hem voegt, van een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden, overeenkomstig de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen ;3° als vreemdeling in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister of in het wachtregister ingeschreven zijn ;4° staatlozen zijn die onder toepassing vallen van het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954 en goedgekeurd door de wet van 12 mei 1960 ;5° vluchtelingen zijn in de zin van artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen ;6° genieten van de subsidiaire bescherming in de zin van artikel 49/2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Onderafdeling 2. - Sociaal noodoproepnummer

Art. 4.Alle dagen van de week, op ieder uur van de dag en de nacht staat een sociaal noodoproepnummer ter beschikking waarop Bruss'Help bereikt kan worden.

Onderafdeling 3. - Noodopvang

Art. 5.De dakloze heeft onmiddellijk toegang tot noodopvang, ten minste van 20u tot 8u, binnen de grenzen van het beschikbare aantal plaatsen. Het Verenigd College moet voldoende middelen ter beschikking stellen om de toegang tot de noodopvang te waarborgen voor daklozen die tot een van de in artikel 3, § 2, bedoelde categorieën behoren.

Art. 6.§ 1. De noodopvang geeft de dakloze ten minste de beschikking over of toegang tot : 1° een bed ;2° voldoende sanitaire voorzieningen ;3° een telefoon en een internettoegang ;4° een psychosociale dienst ;5° een kluis of een beveiligd lokaal ;6° een woonruimte ;7° één maaltijd per dag. § 2. Indien de dakloze vergezeld is van één of meer van zijn kinderen jonger dan 18 jaar, dan hebben de dakloze en zijn kind of kinderen het recht te beschikken over bedden die in dezelfde kamer staan opgesteld.

Art. 7.§ 1. De dakloze heeft het recht om in de noodopvang te blijven tot aan één van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het in artikel 58 bedoelde Bruss'Help kent de dakloze een nieuwe noodopvang toe om een dwingende veiligheids- of gezondheidsreden ;2° Bruss'Help voert de richtlijnen die bedoeld zijn in artikel 87 betreffende doorverwijzing van daklozen volgens de door het Coördinatiecomité overeengekomen procedure uit ;3° Bruss'Help biedt hem een plaats aan in een van de in afdeling 2 van onderhavig hoofdstuk bedoelde inschakelingsvoorzieningen, met uitzondering van het in artikels 25 en 26 bedoelde straathoekwerk. § 2. Behalve indien het aanbod aan plaatsen inzake noodopvang verzadigd is, behoudt de dakloze van 15 november tot 30 april het recht om in noodopvang te verblijven, zelfs indien de in § 1, 2° of 3°, bedoelde voorwaarde vervuld wordt.

Art. 8.§ 1. De noodopvang moet erop toezien dat de dakloze ingelicht wordt over de bestaande diensten die te zijner beschikking staan. § 2. De noodopvang moet op zichtbare wijze de hoofdstukken 1 en 2 van deze ordonnantie alsook haar huishoudelijk reglement uithangen in de woonruimte. § 3. Het Verenigd College bepaalt de minimale informatie die de noodopvang moet uithangen en in zijn huishoudelijk reglement moet opnemen.

Onderafdeling 4. - Dagopvang

Art. 9.Daklozen en begeleidingsbehoeftigen kunnen een beroep doen op dagopvang.

Art. 10.§ 1. De dagopvang geeft de dakloze ten minste de beschikking over of toegang tot : 1° een toilet ;2° een telefoon ;3° een psychosociale dienst ;4° een administratieve begeleidingsdienst ;5° een kluis of een beveiligd lokaal ;6° een onthaalruimte voor privégesprekken ;7° een woonruimte. § 2. De dagopvang geeft de dakloze de beschikking over ten minste een van de diensten voor hulp bij het dagelijkse leven.

Deze diensten zullen bepaald en opgenomen worden in een lijst die opgesteld wordt door het Verenigd College.

In afwijking van artikel 3 kunnen deze diensten betalend zijn, zolang de prijs de door het Verenigd College vastgestelde voorwaarden respecteert.

Art. 11.De dagopvang moet minstens vier dagen per week open zijn gedurende minimum 5 uur, tussen 8u en 20u.

Art. 12.§ 1. De dagopvang moet erop toezien dat de dakloze ingelicht wordt over de diensten die te zijner beschikking staan. § 2. De dagopvang moet op zichtbare wijze de hoofdstukken 1 en 2 van deze ordonnantie alsook haar huishoudelijk reglement uithangen in de woonruimte. § 3. Het Verenigd College bepaalt de minimale informatie die de dagopvang moet uithangen en in zijn huishoudelijk reglement moet opnemen. Afdeling 2. - Inschakelingsvoorzieningen

Onderafdeling 1. - Onthaalhuizen

Art. 13.De dakloze heeft toegang tot de diensten die door de onthaalhuizen verstrekt worden.

Art. 14.§ 1. De onthaalhuizen zorgen ervoor dat daklozen ten minste over de volgende diensten kunnen beschikken : 1° een persoonlijke kamer, een gezinskamer of een gemeenschappelijke kamer ;2° voldoende sanitaire voorzieningen ;3° een uitgeruste keuken ;4° een eetruimte ;5° een leefruimte ;6° een telefoon en een internettoegang ;7° een psychosociale dienst ;8° een kluis of een beveiligd lokaal. § 2. Het onthaalhuis is erkend om ofwel maaltijden, ofwel maaltijden en onderdak aan te bieden. § 3. Indien een dakloze begeleid wordt door één of meer van zijn kinderen jonger dan 18 jaar, dan hebben hij en zijn kind of kinderen het recht te beschikken over een of meerdere privé-gezinskamers, uitsluitend voor hem en de leden van zijn gezin.

Behalve over de in § 1 bedoelde diensten beschikt het onthaalhuis dat kinderen opvangt, over een lokaal voor educatieve en recreatieve activiteiten, afgezonderd van de verblijfsruimten. § 4. Naast de in § 1 bedoelde diensten heeft de dakloze recht op de volgende kosteloze diensten : 1° psychosociale begeleiding om hem te helpen opnieuw zelfstandig te worden of moeilijkheden te doorstaan ;2° administratieve begeleiding om hem te helpen zijn sociale rechten opnieuw te verkrijgen ;3° begeleiding in de periode van het verstrekken van onderkomen voor daklozen of begeleidingsbehoeftigen.

Art. 15.De onthaalhuizen kunnen aan daklozen een financiële bijdrage in de huisvestings- en onderhoudskosten vragen, rekening houdend met de middelen waarover zij beschikken. Het Verenigd College bepaalt de voorwaarden en grenzen waarbinnen dergelijke financiële bijdrage gevraagd kan worden na overleg met de onthaalhuizen en de OCMW's.

Het huishoudelijk reglement van het onthaalhuis moet het tarief van de toegekende diensten vermelden. Desgevallend vermeldt het de redenen, overeenkomstig het in het eerste lid bedoelde besluit van het Verenigd College, voor het toekennen van een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de financiële participatie.

Art. 16.Het onthaalhuis organiseert een wachtdienst die de daklozen in staat stelt toegang te hebben tot een contactpunt.

Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten van dit wachtdienstsysteem, in functie van het publiek dat door het onthaalhuis opgevangen wordt.

Art. 17.§ 1. Het onthaalhuis moet erop toezien dat de dakloze ingelicht wordt over de bestaande diensten die te zijner beschikking staan. § 2. Het onthaalhuis moet op zichtbare wijze de hoofdstukken 1 en 2 van deze ordonnantie alsook haar huishoudelijk reglement uithangen in de verblijfsruimte. § 3. Het Verenigd College bepaalt de minimale informatie die het onthaalhuis moet uithangen en in zijn huishoudelijk reglement moet opnemen.

Onderafdeling 2. - Thuisbegeleiding voor het behouden van de woning

Art. 18.§ 1. De begeleidingsbehoeftige krijgt gratis, voor zichzelf en eventueel voor zijn gezin, toegang tot thuisbegeleiding indien hij dat verzoekt en indien hij gebruikmaakt van een woongelegenheid die niet onder een zorginstelling valt. § 2. De persoon over wie het OCMW informatie heeft gekregen in het kader van een uithuiszettingsprocedure kan een begeleiding genieten door een in artikel 27, 1°, bedoelde dienst. § 3. Het Verenigd College kan aanvullende voorwaarden vaststellen ten behoeve van thuisbegeleiding.

Art. 19.De thuisbegeleiding biedt de volgende diensten aan : 1° psychosociale begeleiding om de begeleidingsbehoeftige te helpen terug zelfstandig te worden of moeilijkheden te doorstaan ;2° budgettaire begeleiding om hem te helpen zijn budget te beheren ;3° administratieve begeleiding om hem, meer bepaald, te helpen zijn sociale rechten opnieuw te verkrijgen of zijn woning te behouden of een andere woning te vinden ;4° een dienst ter voorkoming van de uithuiszetting wanneer de begeleiding wordt verzekerd door een in artikel 27, 1°, bedoelde dienst door een OCMW. Onderafdeling 3. - Housing first

Art. 20.Onder voorbehoud van het aantal beschikbare plaatsen kan de dakloze een beroep doen op housing first.

Art. 21.Het centrum dat housing first aanbiedt, zoekt voor de dakloze zo snel mogelijk een woning en stelt het voor.

Art. 22.Housing first stelt de dakloze in staat om met een derde partij, een eigenaar, een huur- of onderverhuurovereenkomst in eigen naam af te sluiten met betrekking tot een onroerend goed dat beantwoordt aan de gezondheids-, veiligheids- en bewoonbaarheidsnormen.

Indien het afsluiten van een huurovereenkomst met een derde partij, een eigenaar, niet mogelijk is, sluit housing first met de dakloze een huur- of onderverhuurovereenkomst af met betrekking tot een onroerend goed dat beantwoordt aan de gezondheids-, veiligheids- en bewoonbaarheidsnormen.

Art. 23.§ 1. De dakloze kan in het kader van housing first toegang krijgen tot een woning indien hij de regelmatige bezoeken door het centrum, waarvan de frequentie wordt bepaald bij besluit van het Verenigd College, aanvaardt. § 2. Het recht op een woning mag niet afhangen van het aanvaarden of het slagen van de in artikel 24 bedoelde begeleidingsdiensten.

Art. 24.§ 1. De dakloze kan het centrum dat instaat voor housing first verzoeken een beroep te doen op één of meer van de volgende kosteloze diensten : 1° een psychosociale begeleiding om hem te helpen opnieuw zelfstandig te worden of moeilijkheden te doorstaan ;2° een budgettaire begeleiding om hem te helpen zijn budget te beheren ;3° een administratieve begeleiding om hem te helpen zijn sociale rechten opnieuw te verkrijgen of om werk te vinden ;4° een psychiatrische of medische behandeling ;5° een begeleiding naar huisvesting. § 2. De in § 1 bedoelde diensten kunnen door een ander centrum verricht worden op voorwaarde dat het centrum dat instaat voor housing first deze verschillende diensten coördineert. § 3. De dakloze die een woning, die hij via het centrum dat instaat voor housing first betrok, verloren heeft, kan gebruik blijven maken van de in § 1 bedoelde diensten. § 4. Het centrum dat instaat voor housing first moet de dakloze inlichten over de mogelijkheid om de in § 1 vermelde diensten aan te vragen.

Onderafdeling 4. - Straathoekwerk en daklozenronde

Art. 25.De dakloze kan gratis beroep doen op een dienst straathoekwerk en daklozenronde.

Art. 26.Met behoud van de anonimiteit van de daklozen die anoniem wensen te blijven, bieden de diensten voor straathoekwerk en daklozenronde de volgende opdrachten met betrekking tot noodhulp en/of sociale inschakeling aan : 1° noodhulpopdrachten : a) zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest begeven om te voorzien in de behoeften van de daklozen en hen desgevallend begeleiden naar noodopvangvoorzieningen ;b) bijstand bieden aan daklozen ;c) basiszorg verstrekken ;d) de daklozen informeren ;2° opdrachten inzake sociale inschakeling : a) de daklozen een luisterend oor bieden, informatie verspreiden en aangepaste psychosociale begeleiding bieden in functie van hun leefsituatie en hun vragen, met de bedoeling hun levensomstandigheden te verbeteren ;b) basiszorg verstrekken ;c) deze personen informeren en, indien zij dat wensen, begeleiden naar centra die beter aangepast zijn aan hun behoeften en verzoeken, met volledige institutionele onafhankelijkheid ;d) algemene informatie geven over het fenomeen dakloosheid en de omstandigheden van het leven op straat om de situatie beter te kunnen begrijpen en het openbaar beleid en de diensten te kunnen aanpassen. HOOFDSTUK 3. - Organisatie van de noodopvang- en inschakelingsstructuren voor daklozen Afdeling 1. - Centra

Onderafdeling 1. - Organiserende instanties

Art. 27.De organiserende instanties van een centrum kunnen zijn : 1° een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad ;2° een vereniging bestaande uit één of meerdere openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en eventueel andere overheden van dit Gewest ;3° een gemeente uit het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad ;4° een intercommunale bestaande uitsluitend uit gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad ;5° een ziekenfonds of een landsbond van ziekenfondsen ;6° een rechtspersoon of een publiekrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen. Onderafdeling 2. - Erkenningen en voorlopige werkingsvergunningen

Art. 28.Niemand mag één van de in artikel 2, 3° tot 8° bedoelde diensten verrichten indien hij daartoe niet erkend is of daartoe niet voorlopig gemachtigd is door de bevoegde overheid.

In afwijking van het eerste lid worden de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van ambtswege erkend om, in overeenstemming met de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, begeleiding uit te oefenen met het oog op het behoud van de woning bedoeld in artikel 2, 6°.

Art. 29.§ 1. De centra worden, na advies van de Adviesraad en binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, voor een periode van maximum vijf jaar, die hernieuwbaar is, door het Verenigd College erkend voor het verrichten van één of meer van de in artikel 2, 3° tot 8° bedoelde diensten. § 2. Om erkend te worden moeten de centra het volgende respecteren : 1° het verbod op elke discriminatie op grond van politieke, culturele, raciale, filosofische of godsdienstige overwegingen of op grond van de seksuele geaardheid ;2° de persoonlijke levenssfeer en de individuele grondrechten van de persoon ;3° de verplichting om zijn opdrachten ten gunste van de gebruikers te vervullen, ongeacht hun taal ;4° de bepalingen uit hoofdstuk 2 met betrekking tot de diensten die zij verrichten ;5° de verplichting voor de personen die, in welke hoedanigheid dan ook, aan de activiteiten van het centrum deelnemen, om de regels in verband met de gegevensverzameling en het sociaal dossier, zoals bedoeld in de artikelen 74 tot 85, na te leven ;6° de in artikel 90 bedoelde programmering. § 3. Om erkend te worden, moeten de centra bovendien beantwoorden aan de regels die het Verenigd College bepaalt, namelijk met betrekking tot : 1° de nadere regels van inspraak en beroep van de gebruikers ;2° de nadere regels van opvang en bijstand aan personen ;3° de kwaliteit van de dienst ;4° het aantal, de kwalificatie en de moraliteit van het personeel en de directie ;5° de verplichting voor de centra om aan hun personeel permanente vorming te verstrekken, waarvan het programma paritair wordt vastgesteld ;6° het huishoudelijk reglement ;7° de specifieke architecturale en veiligheidsnormen ;8° de boekhoudkundige en budgettaire normen ;9° de nadere regels voor de financiële deelname van de begunstigden ;10° de regels betreffende het activiteitenverslag.

Art. 30.Het Verenigd College kent voor het verrichten van één of meer van de diensten bedoeld in artikel 2, 3° tot 8° een voorlopige werkingsvergunning toe aan het centrum dat een aanvraag om erkenning indient, voor zover die aanvraag voldoet aan de door het voornoemde College vastgestelde voorwaarden.

De vergunning wordt toegekend voor een periode van 18 maanden en wordt tijdelijk vernieuwd tot het Verenigd College over de erkenningsaanvraag een beslissing heeft genomen. Ze wordt aan de organiserende instantie meegedeeld binnen de zestig dagen na ontvangst van de aanvraag.

Art. 31.§ 1. Gedurende de periode van de tijdelijke werkingsvergunning controleren de diensten van het Verenigd College of het centrum voldoet aan de in artikel 29, §§ 2 en 3 geformuleerde eisen, waaraan het moet beantwoorden om erkend te worden. § 2. Uiterlijk negen maanden vóór het verlopen van de tijdelijke werkingsvergunning stellen de diensten van het Verenigd College een verslag op over de erkenningsaanvraag, met, in voorkomend geval, vermelding van hun opmerkingen.

De erkenningsaanvraag en dit verslag worden overgemaakt aan het Verenigd College. Het verslag wordt tegelijk overgemaakt aan de organiserende instantie, die over een termijn van één maand beschikt om zijn opmerkingen toe te voegen aan het administratief dossier. § 3. Het Verenigd College maakt het administratief dossier aan de Adviesraad over, die de aanvraag onderzoekt. Deze brengt binnen de 60 dagen volgend op de aanhangigmaking een advies uit over de erkenningsaanvraag. Deze termijn bedraagt 3 maanden indien het administratief dossier tussen 15 juni en 15 augustus wordt overgemaakt.

Dit advies wordt aan het Verenigd College en aan de organiserende instantie overgemaakt.

De organiserende instantie beschikt over een termijn van vijftien dagen om haar opmerkingen aan het Verenigd College te bezorgen. § 4. Na ontvangst van het advies van de Adviesraad en van de eventuele opmerkingen van de organiserende instantie neemt het Verenigd College, uiterlijk bij het verstrijken van de voorlopige werkingsvergunning, ofwel een voorstel van erkenningsbeslissing ofwel een voorstel van beslissing tot erkenningsweigering aan, al naargelang op grond van de procedure besloten wordt of de in artikel 29, §§ 2 en 3, bedoelde normen al dan niet worden nageleefd.

Het Verenigd College betekent het voorstel van beslissing aan de organiserende instantie, met afschrift aan de voorzitter van de Adviesraad. De organiserende instantie brengt het personeel op de hoogte van de genomen beslissing. § 5. Wanneer het Verenigd College een voorstel van beslissing tot erkenningsweigering betekent, deelt de Adviesraad binnen vijftien dagen aan de organiserende instantie de datum mee waarop de zaak zal worden onderzocht en verzoekt hij deze instantie haar opmerkingen te kennen te geven en voor hem te verschijnen, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere volmacht.

De Adviesraad onderzoekt het voorstel van erkenningsweigering, ongeacht het gevolg dat gegeven werd aan de uitnodiging tot verschijnen, en deelt zijn advies binnen de 60 dagen na de betekening van het voorstel mee aan het Verenigd College. Deze termijn bedraagt 3 maanden indien het administratief dossier tussen 15 juni en 15 augustus wordt overgemaakt.

De beslissing van het Verenigd College wordt betekend aan de organiserende instantie binnen de dertig dagen na de betekening van het advies van de Adviesraad. De termijn bedraagt 60 dagen wanneer het advies van de Adviesraad tussen 15 juni en 15 augustus gegeven wordt.

Art. 32.§ 1. De vermelding van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning moet opgenomen worden in alle akten, facturen, brieven, bestelbonnen en andere documenten die uitgaan van het centrum.

De naam en het nummer van erkenning of voorlopige werkingsvergunning van het centrum worden goed zichtbaar aan de buitenkant van het centrum aangebracht. § 2. Het Verenigd College kan om veiligheidsredenen van onderhavig artikel afwijken. De redenen van deze afwijking worden vermeld in de aanhef van het goed te keuren besluit.

Art. 33.§ 1. De erkenning en de voorlopige werkingsvergunning zijn enkel geldig voor de organiserende instantie die het centrum organiseert en voor het adres van het centrum waar de in de erkenningsaanvraag vermelde dienst(en) zich bevinden. Ze worden van rechtswege beëindigd in geval van verandering van organiserende instantie of van plaats waar de in de erkenningsaanvraag vermelde dienst(en) zich bevind(t)(en). § 2. Wanneer de organiserende instantie van maatschappelijke zetel verandert, dient ze het Verenigd College binnen de twee maanden volgend op haar verhuis in te lichten over deze adreswijziging.

Wanneer het centrum, zolang de dienst(en) waarvoor het de erkenning heeft gekregen niet op hetzelfde adres word(t)(en) verricht, van maatschappelijke zetel verandert, dient het het Verenigd College binnen de twee maanden volgend op zijn verhuis in te lichten over deze adreswijziging.

De erkenning wordt van rechtswege beëindigd wanneer de organiserende instantie of het centrum haar of zijn adreswijziging niet binnen de in lid 1 en 2 vastgelegde termijn aan het Verenigd College bekend heeft gemaakt.

Art. 34.Iedere substantiële wijziging van de in artikel 29, §§ 2 en 3, bedoelde voorwaarden van de verleende dienst of van het centrum wordt onverwijld ter kennis gebracht van de diensten van het Verenigd College wanneer deze wijziging plaatsvindt in de loop van een erkenning of een voorlopige werkingsvergunning.

Art. 35.§ 1. Wanneer er wordt vastgesteld dat een of meerdere voorwaarden die door of krachtens artikel 29 bepaald zijn door een centrum niet nageleefd worden, richten de diensten van het Verenigd College een waarschuwing aan de organiserende instantie waarin deze verzocht wordt om zich binnen de maand volgend op de betekening van de waarschuwing in overeenstemming te brengen met de voorwaarden die door of krachtens artikel 29 bepaald zijn. § 2. Wanneer er wordt vastgesteld dat een of meerdere door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden door een centrum niet meer nageleefd worden en de situatie een dringende rechtzetting vereist, richten de diensten van het Verenigd College een waarschuwing aan de organiserende instantie, waarin deze wordt verzocht om zich onmiddellijk in overeenstemming te brengen met de voorwaarden uit artikel 29. § 3. Een kopie van de in §§ 1 en 2 bedoelde waarschuwing is gericht aan de Adviesraad en aan de burgemeester van de gemeente waarin de diensten geleverd worden die niet meer aan de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden zouden voldoen. § 4. Indien het centrum op de vastgestelde termijn de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden niet naleeft, betekent het Verenigd College aan de organiserende instantie een voorstel tot intrekking van de erkenning en maakt ze een afschrift over aan de Adviesraad en de burgemeester van de gemeente waarin de diensten geleverd worden die niet meer aan de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden zouden voldoen.

De organiserende instantie licht het personeel in over dit voorstel tot intrekking.

De Adviesraad deelt binnen vijftien dagen aan de organiserende instantie de datum mee waarop de zaak zal worden onderzocht en verzoekt haar om haar opmerkingen te kennen te geven en voor hem te verschijnen, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere volmacht.

De Adviesraad onderzoekt het voorstel tot intrekking van de erkenning, ongeacht het gevolg dat gegeven werd aan het verzoek tot verschijning, en deelt zijn advies binnen de 60 dagen na de betekening van het voorstel mee aan het Verenigd College. Deze termijn bedraagt 3 maanden indien het administratief dossier tussen 15 juni en 15 augustus wordt overgemaakt.

De beslissing van het Verenigd College houdende erkenningsintrekking wordt binnen dertig dagen aan de organiserende instantie betekend. De termijn bedraagt 60 dagen wanneer het advies van de Adviesraad tussen 15 juni en 15 augustus gegeven wordt. § 5. Wanneer wordt vastgesteld dat de krachtens artikel 29 vastgestelde ontvankelijkheidsvoorwaarden niet meer nageleefd worden, dan wordt de voorlopige werkingsvergunning onmiddellijk ingetrokken.

Art. 36.§ 1. De beslissing van het Verenigd College houdende weigering of intrekking van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning leidt tot de stopzetting van de dienst waarvoor een erkenningsaanvraag gevraagd of verkregen werd op de datum van de betekening van die beslissing.

Indien de beslissing betrekking heeft op noodopvang of een onthaalhuis, dan beschikt de organiserende instantie over drie extra maanden na de in het eerste lid bedoelde betekening om ervoor te zorgen dat de opgevangen personen het centrum hebben verlaten. § 2. De beslissing houdende intrekking van de erkenning of van de voorlopige werkingsvergunning leidt tot de afschaffing van de in onderafdeling 3 van onderhavige afdeling bedoelde subsidies.

In afwijking van het eerste lid blijft de organiserende instantie, indien de beslissing tot intrekking van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning een noodopvang of een onthaalhuis betreft, subsidies ontvangen tot de periode van drie maanden, bedoeld in § 1, tweede lid, verstreken is.

Art. 37.§ 1. Wanneer redenen van dringende noodzaak inzake volksgezondheid of veiligheid dit rechtvaardigen, kan het Verenigd College bij wijze van bewarende maatregel, de stopzetting van één of meerdere van de door een centrum verrichte diensten bevelen. § 2. Het Verenigd College licht de burgemeester van de gemeente waar de in § 1 bedoelde dienst(en) geleverd worden, het centrum en de Adviesraad hier onmiddellijk over in.

De Adviesraad is belast met het dossier vanaf de betekening van de beslissing. Hij deelt binnen de vijftien dagen aan de organiserende instantie de datum mee waarop de zaak zal worden onderzocht en verzoekt haar om haar opmerkingen te kennen te geven en voor de Adviesraad te verschijnen, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere volmacht.

De Adviesraad beraadslaagt binnen de dertig dagen na diens aanhangigmaking door het Verenigd College, ongeacht het gevolg dat gegeven wordt aan het verzoek tot verschijning. Hij maakt binnen de vijftien dagen zijn advies over aan het Verenigd College, dat binnen de dertig dagen na ontvangst van het advies definitief een uitspraak doet over de stopzetting van de dienst.

Indien de beslissing tot onmiddellijke stopzetting bij wijze van bewarende maatregel betrekking heeft op een noodopvang of een onthaalhuis, dan dient de organiserende instantie te zorgen voor de onmiddellijke ontruiming ervan. § 3. De beslissing tot onmiddellijke stopzetting leidt tot de afschaffing van de in onderafdeling 3 bedoelde subsidies, vanaf de stopzetting bij wijze van bewarende maatregel.

Art. 38.§ 1. De organiserende instantie moet de daklozen en de begeleidingsbehoeftigen alsook haar personeel op de hoogte brengen van de beslissing tot weigering of intrekking van erkenning alsook van de gevolgen van de stopzetting van de dienst en moet op de gevel van het centrum zichtbaar een bericht aanplakken met de datum waarop de beslissing uitwerking heeft. § 2. Wanneer het centrum geen andere diensten verricht dan die waarvoor een beslissing tot stopzetting genomen werd, dan moet het sluiten op de datum waarop de stopzetting uitwerking heeft en op de gevel van het centrum zichtbaar een bericht aanplakken met de datum waarop de beslissing uitwerking heeft. Dit bericht komt overeen met het model dat het Verenigd College hiervoor heeft vastgesteld.

Art. 39.§ 1. Wanneer er wordt vastgesteld dat een natuurlijke of rechtspersoon een van de in artikel 2, 3° tot 8° bedoelde diensten verleent zonder een tijdelijke werkingsvergunning of erkenning te hebben verkregen, richten de diensten van het Verenigd College hem een waarschuwing waarin wordt verzocht om zich in overeenstemming te brengen met de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden en om binnen de maand volgend op de betekening van de waarschuwing een erkenningsaanvraag in te dienen. § 2. Wanneer er wordt vastgesteld dat een of meerdere door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden niet nageleefd worden door de in § 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon en de situatie een dringende rechtzetting vereist, richten de diensten van het Verenigd College hem een waarschuwing waarin hij wordt verzocht om zich onmiddellijk in overeenstemming te brengen met de voorwaarden uit artikel 29 en om binnen de maand volgend op de betekening van de waarschuwing een erkenningsaanvraag in te dienen. § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde waarschuwing is gericht aan de Adviesraad en aan de burgemeester van de gemeente waarin de diensten geleverd worden die niet aan de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden zouden voldoen. § 4. Als bij het verstrijken van de vastgestelde termijn de in § 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden niet naleeft en geen erkenningsaanvraag heeft ingediend, beveelt het Verenigd College de stopzetting van de door de natuurlijke of rechtspersoon geleverde dienst en maakt het een afschrift over aan de Adviesraad alsook aan de burgemeester van de gemeente waar de dienst(en) die niet aan de door of krachtens artikel 29 bepaalde voorwaarden zouden beantwoorden, zonder tijdelijke werkingsvergunning of erkenning geleverd word(t)(en).

De Adviesraad is belast met het dossier vanaf de betekening van de beslissing. Hij deelt binnen de vijftien dagen aan de natuurlijke of rechtspersoon de datum mee waarop de zaak zal worden onderzocht en verzoekt hem om zijn opmerkingen te kennen te geven en voor de Adviesraad te verschijnen, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere volmacht.

De Adviesraad beraadslaagt binnen de zestig dagen na diens aanhangigmaking door het Verenigd College, ongeacht het gevolg dat gegeven wordt aan het verzoek om te verschijnen. Deze termijn bedraagt 3 maanden als het dossier tussen 15 juni en 15 augustus wordt overgemaakt. De Adviesraad maakt binnen de dertig dagen zijn advies over aan het Verenigd College, dat binnen de dertig dagen na ontvangst van het advies definitief een uitspraak doet over de stopzetting van de dienst. De termijn wordt opgetrokken naar zestig dagen wanneer het advies van de Adviesraad tussen 15 juni en 15 augustus gegeven wordt.

Indien de beslissing betrekking heeft op noodopvang of een onthaalhuis, dan beschikt de natuurlijke of rechtspersoon die de dienst organiseert over drie extra maanden na de in het eerste lid bedoelde betekening om ervoor te zorgen dat de opgevangen personen het centrum hebben verlaten. § 5. Wanneer redenen van dringende noodzaak inzake volksgezondheid of veiligheid dit rechtvaardigen, kan het Verenigd College bij wijze van bewarende maatregel de stopzetting van één of meerdere van de door een in § 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon verrichte diensten bevelen. § 6. Het Verenigd College licht de burgemeester van de gemeente waar de in § 1 bedoelde dienst(en) geleverd worden, de natuurlijke of rechtspersoon, bedoeld in § 1, alsook de Adviesraad hier onmiddellijk over in. De Adviesraad is belast met het dossier vanaf de betekening van de beslissing. Hij deelt binnen de vijftien dagen aan de in § 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon de datum mee waarop de zaak zal worden onderzocht en verzoekt deze om haar opmerkingen te kennen te geven en voor de Adviesraad te verschijnen, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere volmacht.

De Adviesraad beraadslaagt binnen de dertig dagen na diens aanhangigmaking door het Verenigd College, ongeacht het gevolg dat gegeven wordt aan het verzoek tot verschijning. Hij maakt binnen de vijftien dagen zijn advies over aan het Verenigd College, dat binnen de dertig dagen na ontvangst van het advies definitief een uitspraak doet over de stopzetting van de dienst.

Indien de beslissing tot onmiddellijke stopzetting bij wijze van bewarende maatregel betrekking heeft op noodopvang of een onthaalhuis, dan dient de natuurlijke of rechtspersoon te zorgen voor de onmiddellijke ontruiming ervan. § 7. De in § 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon moet de daklozen en de begeleidingsbehoeftigen alsook haar personeel op de hoogte brengen van de beslissing tot weigering van erkenning alsook van de gevolgen van de stopzetting van de dienst en moet op de gevel van de instelling zichtbaar een bericht aanplakken met de datum waarop de beslissing uitwerking heeft. § 8. Wanneer de in § 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon geen andere diensten verricht dan deze waarvoor een beslissing tot stopzetting genomen werd, dan moet het sluiten op de datum waarop de stopzetting uitwerking heeft en op de gevel van de instelling zichtbaar een bericht aanplakken met de datum waarop de beslissing uitwerking heeft. Dit bericht komt overeen met het model dat het Verenigd College hiervoor heeft vastgesteld.

Art. 40.Indien de organiserende instantie van een centrum vrijwillig beslist om het centrum te sluiten of om een dienst stop te zetten waarvoor het een erkenning gekregen heeft, dan wordt deze beslissing meegedeeld aan het Verenigd College drie maanden voordat zij uitwerking heeft.

Onderafdeling 3. - Subsidies met betrekking tot de werking van de centra of de uitvoering van innoverende projecten door deze centra

Art. 41.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten en van het programma bedoeld in artikel 90, kan het Verenigd College een subsidie toekennen aan centra voor de diensten waarvoor ze erkend zijn of die over een voorlopige werkingsvergunning beschikken.

Het Verenigd College bepaalt de procedure voor het aanvragen, behandelen, toekennen en uitbetalen van de subsidies.

Art. 42.De in artikel 41 bedoelde subsidie heeft betrekking op : 1° de werkelijke kosten van het personeel aanvaard voor subsidiëring door het Verenigd College ;2° de kosten voor de permanente vorming van het onder 1° bedoelde personeel ;3° de werkings- en uitrustingskosten van het centrum.

Art. 43.Onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve en begrotingscontrole, betreffen de werkelijke personeelskosten voor elke dienst die toegelaten is voor subsidiëring door het Verenigd College : 1° het bedrag van de door het Verenigd College vastgestelde subsidiëringsschaal, dat met de door het personeelslid verworven anciënniteit overeenstemt ;2° de werkgeversbijdragen die met het onder 1° bedoelde bedrag verband houden ;3° in voorkomend geval, de andere voordelen die door het Verenigd College worden aanvaard, in overeenstemming met de nadere regels die dit Verenigd College bepaalt.

Art. 44.Het Verenigd College bepaalt per type centrum het percentage van de kosten, bestemd om de permanente vorming van het voor subsidiëring aanvaarde personeel te dekken.

Art. 45.Het Verenigd College bepaalt, voor elk centrum, het maximumbedrag van de werkings- en de uitrustingskosten die voor subsidiëring vatbaar zijn. Deze kosten omvatten onder meer de kosten verbonden aan de boekhoudkundige en administratieve beheersopdrachten van het centrum.

Art. 46.Het Verenigd College bepaalt de toekenningsvoorwaarden van een subsidie bestemd om, enerzijds, het bedrag te dekken van de vakbondspremie van de personeelsleden die in aanmerking komen voor de in artikel 42, 1°, bedoelde subsidiëring en, anderzijds, de kosten te dekken in verband met de compenserende aanwerving in het kader van de door het Verenigd College aanvaarde arbeidsduurvermindering.

Art. 47.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan het Verenigd College, na advies van de Adviesraad, aan de centra een subsidie toekennen om innoverende projecten uit te voeren.

Het College bepaalt wat er verstaan moet worden onder innoverende projecten. Deze projecten worden door het Verenigd College ten minste één keer per jaar beoordeeld.

Onderafdeling 4. - Inspectie en sancties

Art. 48.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, zien de diensten van het Verenigd College toe op de toepassing van de bepalingen van deze ordonnantie en van de krachtens deze ordonnantie genomen besluiten.

Dit toezicht omvat met name het recht om de centra, op elk ogenblik, tijdens hun openingsuren te bezoeken met respect voor de onschendbaarheid van de woning, en kennis te nemen van alle documenten en stukken die bij de uitoefening van de controle noodzakelijk zijn en zich deze documenten te laten opsturen.

Art. 49.De in artikel 48 bedoelde diensten van het Verenigd College stellen de overtredingen vast in processen-verbaal die tot bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben. Een afschrift wordt aan de overtreder toegezonden binnen 15 dagen na de vaststelling van de overtreding.

Art. 50.§ 1. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 15 tot 125 euro : 1° al wie een centrum uitbaat hetzij zonder de erkenning of voorlopige werkingsvergunning te hebben verkregen hetzij in overtreding met een beslissing tot intrekking van erkenning of van de voorlopige werkingsvergunning of met een beslissing tot stopzetting ;2° al wie ten onrechte melding maakt van de erkenning of de voorlopige werkingsvergunning. § 2. Al wie een centrum uitbaat in overtreding met de bepalingen van deze ordonnantie en van de krachtens deze ordonnantie uitgevaardigde besluiten, is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten en de gerechtskosten waartoe de directeur van het centrum wordt veroordeeld. § 3. Bij wijze van veiligheidsmaatregel verbieden de hoven en rechtbanken bovendien de in § 1, 1°, bedoelde overtreders om een centrum uit te baten of te leiden, zowel persoonlijk als via een tussenpersoon, en dit gedurende één jaar.

Het verbod treedt in werking acht dagen na het betekenen van de veroordeling. De overtreding van dit verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van 24,79 tot 123,95 euro.

Art. 51.§ 1. Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek of gerechtelijke vervolgingen met toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, en onverminderd de bijzondere ontbindende voorwaarden waaronder de in onderafdeling 3 van deze afdeling bedoelde subsidies kunnen vallen, dient de begunstigde deze terug te betalen alsook de bijkomende interesten berekend tegen de wettelijke rentevoet geldend op de datum van de beslissing tot terugvordering wanneer hij de subsidie niet volgens de doelstellingen aanwendt waarvoor deze hem werd toegekend. § 2. De toekenning van de subsidies wordt uitgesteld zolang de begunstigde, voor de voorheen ontvangen subsidies, de vereiste bewijsstukken niet voorlegt, het toezicht belemmert of de op ongeoorloofde wijze aangewende toelage niet geheel of gedeeltelijk terugbetaalt. § 3. Indien de uitbetaling van de subsidie in schijven gebeurt, wordt elke schijf, voor de toepassing van het voorgaande lid, als een afzonderlijke subsidie beschouwd. Afdeling 2. - De noodopvangbeheerder en de coördinator

van de noodhulpvoorzieningen en de inschakelingsvoorzieningen Onderafdeling 1. - Noodopvangbeheerder : de oprichting van een publiekrechtelijke rechtspersoon : de New Samusocial

Art. 52.Het Verenigd College richt een publiekrechtelijke rechtspersoon op in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk genaamd « New Samusocial », die de functie van noodopvangbeheerder zoals bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1, onderafdeling 3, uitoefent.

De New Samusocial heeft zijn zetel in het tweetalig gebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 53.Onder voorbehoud van de bepalingen van onderhavige ordonnantie is de New Samusocial onderworpen aan de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.

Art. 54.Het Verenigd College keurt de statuten van de publiekrechtelijke vzw New Samusocial goed. Elke latere wijziging van voornoemde statuten door de algemene vergadering moet goedgekeurd worden door het Verenigd College.

De algemene vergadering kan voorstellen de benaming van de publiekrechtelijke vzw New Samusocial te wijzigen en de nieuwe naam ter goedkeuring voor te leggen aan het Verenigd College.

Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de arbeidsovereenkomsten en/of regels voor de vaststelling van het administratief en geldelijk statuut voor het personeel van de vzw New Samusocial.

Art. 55.De New Samusocial beschikt over de volgende middelen : 1° een basisdotatie bestaande uit kredieten ingeschreven in de begroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel uit bijzondere dotaties ;2° schenkingen en legaten ;3° occasionele subsidies en occasionele inkomsten ;4° leningen aangegaan in uitvoering van een door het Verenigd College aanvaard investeringsprogramma ;5° alle andere vormen van middelen die de vervulling van zijn opdrachten mogelijk maakt. Onderafdeling 2. - De opdrachten van de publiekrechtelijke vzw New Samusocial

Art. 56.De New Samusocial is belast met de uitvoering van opdrachten inzake noodopvang, zoals bepaald in de artikelen 5, 6, 7 en 8 van onderhavige ordonnantie.

Art. 57.In het kader van de opdrachten inzake noodopvang is de New Samusocial belast met : 1° het opvangen en onderbrengen van daklozen die via de dispatching van de coördinator van noodhulp- en inschakelingsvoorzieningen naar de New Samusocial worden doorverwezen ;2° het inzamelen en coderen van de identificatiegegevens van de ondergebrachte daklozen in het netwerk van de sociale dossiers, in overeenstemming met de artikelen 81 en 82 ;3° het doorverwijzen en begeleiden van de ondergebrachte daklozen naar Bruss'Help ;4° het deelnemen aan overlegvergaderingen die georganiseerd worden in het kader van de begeleiding van daklozen en van netwerking. Onderafdeling 3. - De coördinator van de noodhulpvoorzieningen en inschakelingsvoorzieningen : de oprichting van een publiekrechtelijke rechtspersoon Bruss'Help

Art. 58.Het Verenigd College richt een publiekrechtelijke rechtspersoon op in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk genaamd « Bruss'Help », die de functie van coördinator van de noodopvang- en inschakelingsvoorzieningen, zoals bedoeld door hoofdstuk 2, vervult.

Bruss'Help heeft zijn zetel in het tweetalig grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 59.Onder voorbehoud van de bepalingen van onderhavige ordonnantie is Bruss'Help onderworpen aan de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.

Art. 60.Het Verenigd College keurt de statuten van de publiekrechtelijke vzw Bruss'Help goed. Elke latere wijziging van voornoemde statuten door de algemene vergadering moet goedgekeurd worden door het Verenigd College.

De algemene vergadering kan voorstellen de benaming van de publiekrechtelijke vzw Bruss'Help te wijzigen en de nieuwe naam ter goedkeuring voor te leggen aan het Verenigd College.

Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de arbeidsovereenkomsten en/of regels voor de vaststelling van het administratief en geldelijk statuut voor het personeel van de vzw Bruss'Help.

Art. 61.Bruss'Help beschikt over de volgende middelen : 1° een basisdotatie bestaande uit kredieten ingeschreven in de begroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel over bijzondere dotaties ;2° schenkingen en legaten ;3° occasionele subsidies en inkomsten ;4° leningen aangegaan in uitvoering van een door het Verenigd College aanvaard investeringsprogramma ;5° alle andere vormen van middelen die het uitvoeren van zijn opdrachten mogelijk maakt. Onderafdeling 4. - De opdrachten van Bruss'Help

Art. 62.Bruss'Help heeft de taak om de noodopvang- en inschakelingsvoorzieningen te coördineren en ook studies en onderzoeken over de problematiek van dakloosheid in Brussel te verrichten.

Art. 63.In het kader van de coördinatieopdrachten voor de noodopvangvoorzieningen heeft Bruss'Help de taak om : 1° een team op touw te zetten en te organiseren dat als opdracht heeft om de oproepen voor het signaleren van daklozen te beantwoorden, het sociale noodoproepnummer bedoeld in artikel 4 te beheren en straathoekwerkdiensten op pad te sturen om een noodoplossing aan daklozen te bieden ;2° de noodhulpvoorzieningen te coördineren en daklozen naar deze voorzieningen afhankelijk van de behoeften van de dakloze en van de beschikbare plaatsen door te verwijzen ;3° de in artikel 86, § 2, bedoelde coördinatie te organiseren ;4° de objectieve identificatiegegevens van de daklozen in het netwerk van de sociale dossiers in overeenstemming met de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk 3 in te voeren ;5° het in artikel 86, § 1, bedoelde Coördinatiecomité te organiseren.

Art. 64.In het kader van de coördinatieopdrachten voor de inschakelingsvoorzieningen heeft Bruss'Help de taak om : 1° in het sociaal dossier toegangsaanvragen voor een inschakelingsvoorziening in te voeren en ook behoeften te identificeren van daklozen en begeleidingsbehoeftigen die door centra doorverwezen zijn ;2° inschakelingsvoorzieningen te coördineren en daklozen of begeleidingsbehoeftigen naar een inschakelingsvoorziening door te verwijzen ;3° daklozen of begeleidingsbehoeftigen naar de steunmaatregelen of instellingen door te verwijzen die georganiseerd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of andere bevoegde autoriteiten ;4° de dakloze of de persoon die begeleiding nodig heeft naar het bevoegde openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn door te verwijzen ;5° de in artikel 86, § 3, bedoelde coördinatie te organiseren ;6° het in artikel 86, § 1, bedoelde Coördinatiecomité te organiseren.

Art. 65.In het kader van de uitwerking van onderzoeken en analyses over de problematiek van de dakloosheid is Bruss'Help belast met : 1° het tot stand brengen van het overleg bedoeld in artikel 89, 6° en 7° ;2° de uitwerking van statistische instrumenten om het aantal en de kenmerken te kennen van de daklozen op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en om de noodhulp- en inschakelingsvoorzieningen te verbeteren, met integratie van de genderdimensie ;3° het verstrekken van informatie aan de centra over wettelijke en administratieve wijzigingen met betrekking tot de begeleiding van dakloosheid ;4° het steunen van de ontwikkeling van initiatieven voor de prospectie van stabiele woningen ten behoeve van de centra die aan daklozen woonoplossingen zullen kunnen aanbieden ;5° het voeren van informatie- en sensibiliseringsacties over de dakloosheidsproblematiek. Onderafdeling 5. - Organisatie van de coördinatie van de noodhulpvoorzieningen en van de inschakelingsvoorzieningen

Art. 66.§ 1. Op vraag van Bruss'Help delen de centra hun beschikbaarheid en de capaciteit van hun diensten mee. § 2. Wanneer Bruss'Help in het kader van zijn opdrachten bedoeld in de artikelen 62, 1°, en 63, 3°, een dakloze doorverwijst naar een centrum of wanneer hij de noodopvang- of inschakelingsvoorzieningen coördineert, dan dient het centrum de genomen beslissing toe te passen.

Het centrum is enkel verplicht de doorverwijzing te aanvaarden. Er kan hem geen werkmethode opgelegd worden. § 3. Een centrum kan op ieder ogenblik aan Bruss'Help vragen om zijn beslissing te herzien.

Bruss'Help dient op het verzoek te antwoorden binnen de drie werkdagen vanaf het ogenblik waarop het verzoek werd ontvangen, met bevestiging of herziening van zijn beslissing. § 4. Indien het centrum, opnieuw, niet akkoord gaat met de genomen beslissing, dan kan het een beroep instellen bij de ministers en de nietigverklaring ervan vragen. Dit beroep heeft geen schorsende werking.

De ministers beschikken over tien werkdagen vanaf de ontvangst van het beroep om de beslissing al dan niet nietig te verklaren.

Binnen de in het vorige lid bedoelde termijn maken Bruss'Help en het centrum ieder hun opmerkingen kenbaar aan de ministers.

Indien er door de ministers geen beslissing wordt genomen, wordt het beroep verworpen en de beslissing van Bruss'Help bevestigd.

De ministers kunnen de beslissing van Bruss'Help slechts nietig verklaren indien zij in strijd is met de ordonnantie of haar uitvoeringsbesluiten, of indien zij een kennelijke beoordelingsfout vormt.

Art. 67.Wanneer Bruss'Help een dakloze of een begeleidingsbehoeftige doorverwijst naar een centrum terwijl deze persoon door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn begeleidt wordt, dan stelt het dit openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hiervan in kennis.

Onderafdeling 6. - De beheersovereenkomst

Art. 68.§ 1. Het Verenigd College sluit een beheersovereenkomst af met, respectievelijk, enerzijds de New Samusocial, en anderzijds Bruss'Help. § 2. De New Samusocial en Bruss'Help oefenen hun opdrachten, opgesomd in onderafdeling 2 en onderafdeling 4, uit in overeenstemming met de in hun beheersovereenkomst vastgestelde prioriteiten en richtsnoeren. § 3. Het beheercontact vermeldt met name : 1° de prioriteiten van Bruss'Help in zijn opdrachten van coördinatie van de noodopvangvoorzieningen, van coördinatie van inschakelingsvoorzieningen en van uitwerking van onderzoeken en analyses ;2° de prioriteiten van de New Samusocial in zijn opdrachten inzake opvang en noodopvang en begeleiding van daklozen ;3° de gedragsregels die in aanmerking genomen dienen te worden ten aanzien van daklozen ;4° de vaststelling, de berekening en de betalingsmodaliteiten van de dotatie ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bestemd voor de dekking van de kosten die voor Bruss'Help en voor de New Samusocial die voortvloeien uit zijn opdrachten van openbare dienstverlening, rekening houdend met de kosten en inkomsten die eigen zijn aan deze taken en met de exploitatievoorwaarden opgelegd door of krachtens de ordonnantie, of door de beheersovereenkomst ;5° de met de andere rechtspersonen af te sluiten overeenkomsten ;6° de sancties indien één van de partijen haar verplichtingen niet of slecht uitvoert ;7° de voorwaarden voor de herziening van de overeenkomst ;8° de procedure en de criteria voor de beoordeling van de aan Bruss'Help en de New Samusocial toevertrouwde taken ;9° de te volgen principes voor de uitwerking van de diverse te verstrekken documenten ;10° de regels die de onafhankelijkheid van deze twee publiekrechtelijke vzw's, die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd, ten opzichte van de centra waarborgen. § 4. Elke uitdrukkelijk ontbindende clausule in de beheersovereenkomst wordt voor niet geschreven gehouden.

Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de beheersovereenkomst. De partij ten opzichte van wie een verplichting uit de beheersovereenkomst niet is uitgevoerd kan enkel de tenuitvoerlegging van de verplichting vorderen en, in voorkomend geval, schadevergoeding vorderen, onverminderd de toepassing van elke speciale in de beheersovereenkomst bepaalde sanctie. § 5. De beheersovereenkomst wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 69.§ 1. Met uitzondering van de eerste beheersovereenkomst die afgesloten wordt voor een periode van ten minste één jaar en ten hoogste drie jaar, wordt de beheersovereenkomst afgesloten voor een periode van ten minste twee jaar en ten hoogste vijf jaar. § 2. Uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de beheersovereenkomst leggen de twee publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd en de commissarissen van het College, bedoeld in artikel 70, een ontwerp van een nieuwe beheersovereenkomst voor aan het Verenigd College.

Bij de onderhandeling en de afsluiting van de beheersovereenkomst wordt het Verenigd College vertegenwoordigd door de ministers en worden de twee publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd vertegenwoordigd door hun raad van bestuur. § 3. De beheersovereenkomst wordt van rechtswege verlengd met maximaal één jaar als na het verstrijken ervan geen nieuw contract in werking is getreden.

Deze verlenging wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 4. Indien een jaar na de verlenging van de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst werd afgesloten, dan legt het Verenigd College de bijzondere uitvoeringsvoorwaarden vast bedoeld in artikel 63, § 3, voor de duur van een begrotingsjaar. § 5. Het Verenigd College verstrekt de beheersovereenkomst, vóór de inwerkingtreding ervan, ter informatie aan de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Onderafdeling 7. - Controle

Art. 70.§ 1. In het kader van de taken die de ordonnantie hen toekent, zijn de New Samusocial en Bruss'Help onderworpen aan de controlebevoegdheid van het Verenigd College. Deze controle wordt uitgeoefend door bemiddeling van twee commissarissen van het Verenigd College die tot een verschillende taalrol behoren. § 2. Iedere commissaris wordt benoemd en ontslagen door het Verenigd College op voorstel van de ministers.

Voor het geval een commissaris verhinderd zou zijn, stelt het Verenigd College op voorstel van de ministers twee plaatsvervangers aan. § 3. De commissarissen zien toe op de naleving van de wet, van het organiek statuut van de twee publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd, van het algemeen belang en van de beheersovereenkomst. Het Verenigd College regelt de uitoefening van hun opdrachten. § 4. De commissarissen en twee permanente genodigden die respectievelijk de ministers van Begroting en de voorzitter van het Verenigd College vertegenwoordigen, worden uitgenodigd op alle vergaderingen van de beheersorganen en van de algemene vergadering.

Zij hebben daarin raadgevende stem.

De commissarissen kunnen te allen tijde ter plaatse kennis nemen van de boeken, de briefwisseling, de processen-verbaal en over het algemeen alle stukken en geschriften van de twee publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd. Ze kunnen van de bestuurders en de agenten van deze publiekrechtelijke vzw's alle uitleg en informatie eisen en alle onderzoeken uitvoeren die ze nodig achten voor de uitoefening van hun mandaat.

De New Samusocial en Bruss'Help stellen de commissarissen de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitoefening van hun mandaten. § 5. De commissarissen brengen ten minste één keer per jaar aan de ministers verslag uit over hun opdrachten. Zij brengen eveneens verslag uit aan de ministers van Begroting over alle beslissingen van de raad van bestuur die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 71.§ 1. De commissarissen van het Verenigd College kunnen, binnen een termijn van acht werkdagen, bij de ministers een beroep instellen tegen iedere beslissing die volgens hen in strijd is met de wet, het organiek statuut, de beheersovereenkomst of het algemeen belang.

Die termijn loopt vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen voor zover de commissarissen van het Verenigd College er regelmatig voor opgeroepen werden en, in het tegenovergestelde geval, vanaf de dag waarop ze daarvan in kennis werden gesteld.

Het beroep is opschortend.

Indien er binnen een termijn van twintig werkdagen, die op dezelfde dag als de in lid 2 bedoelde termijn aanvangt, geen beslissing is genomen door de ministers, wordt het beroep verworpen en wordt de beslissing van de publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd, bevestigd. § 2. Wanneer een beslissing een invloed heeft op de algemene uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, dan is het voorafgaand akkoord van de ministers van Begroting vereist.

Bereiken de ministers van Begroting en de ministers binnen een termijn van acht dagen geen overeenkomst, dan wordt, binnen een termijn van dertig werkdagen ingaand dezelfde dag als de in § 1, eerste lid, bedoelde termijn, een beslissing genomen volgens de door het Verenigd College vastgestelde procedure. § 3. Ieder jaar brengen de ministers aan de Verenigde Vergadering verslag uit over de uitoefening van deze controle.

Art. 72.De publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd, stellen een jaarverslag op en leggen het, na advies van de commissarissen, aan de ministers voor. Dit verslag moet, ten minste, een activiteitenverslag en de informatie bevatten die de diensten van het Verenigd College in staat stellen de kosten te berekenen in verband met het verstrekken van de aan de New Samusocial en aan Bruss'Help gedelegeerde opdrachten van openbare dienst en in verband met de uitvoering van hun beheersovereenkomst.

Art. 73.§ 1. De ontwerpbegroting van de New Samusocial en van Bruss'Help wordt door hun respectieve beheersorgaan opgesteld en ter informatie aan het Verenigd College verstrekt. § 2. De algemene rekening van de New Samusocial en van Bruss'Help wordt opgemaakt door hun respectieve beheersorgaan uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking heeft. Deze publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd maken het ter goedkeuring over aan het Verenigd College. § 3. De jaarrekeningen van deze publiekrechtelijke vzw's die door onderhavige ordonnantie zijn ingevoerd, worden geconsolideerd met de jaarrekening van de diensten van het Verenigd College. Afdeling 3 . - Gegevensverzameling en sociaal dossier

Onderafdeling 1. - Het sociaal dossier

Art. 74.§ 1. Wanneer een centrum een dakloze of een begeleidingsbehoeftige te hulp komt die nog geen sociaal dossier heeft of wanneer Bruss'Help akte neemt van een aanvraag voor de toegang tot een noodhulp- of inschakelingsvoorziening en een dakloze of begeleidingsbehoeftige die nog geen sociaal dossier heeft, naar een centrum stuurt, dan stelt het, voor deze persoon, een sociaal dossier samen met de volgende gegevens : 1° de naam en de voornaam ;2° het geslacht ;3° de leeftijd ;4° de burgerlijke staat en de gezinssamenstelling ;5° de nationaliteit en de verblijfsstatus op het grondgebied ;6° het nationaal identificatienummer ;7° de plaats en het type plaats waar de persoon woonde ;8° de economische middelen ;9° het opleidingsniveau ;10° de redenen waarom de persoon dakloos of begeleidingsbehoeftig is. § 2. Bruss'Help vraagt de gebruiker geen informatie die ze reeds in het Rijksregister van natuurlijke personen of de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid kan vinden. § 3. Deze gegevens worden bijgewerkt in geval van wijziging. De dakloze of begeleidingsbehoeftige kan iedere onjuiste informatie laten corrigeren.

De bijwerking of de rechtzetting van de gegevens wordt door het centrum en Bruss'Help uitgevoerd zodra hij er kennis van neemt. § 4. Het sociaal dossier is vertrouwelijk en beschermd door het beroepsgeheim. De gegevens zijn beveiligd.

Art. 75.§ 1. Wanneer een centrum een dakloze of een begeleidingsbehoeftige te hulp komt, dan vermeldt het in zijn sociaal dossier ten minste de begin- en einddatums van de verstrekte hulp, alsook het soort verstrekte hulp. § 2. Wanneer een centrum een sociale en psychosociale analyse uitvoert van een dakloze of een begeleidingsbehoeftige, dan maakt het in het sociaal dossier melding van die analyse. Die analyse wordt bezorgd aan Bruss'Help, wordt daar bewaard en kan alleen worden gedeeld onder de in artikel 77, § 6, bepaalde voorwaarden. § 3. Wanneer een centrum een medische analyse uitvoert van een dakloze of een begeleidingsbehoeftige, dan maakt het in het sociaal dossier melding van die analyse en van de conclusies daarvan in het Brussels Gezondheidsnetwerk.

Art. 76.Bruss'Help registreert in het sociaal dossier de aanvragen tot toegang tot een noodhulpvoorziening afkomstig van de dakloze of van andere diensten zoals de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de ziekenhuisstructuren, alsook de aanvragen tot toegang tot een inschakelingsvoorziening.

Onderafdeling 2. - Het netwerk van de sociale dossiers en het delen van de gegevens

Art. 77.§ 1. De sociale dossiers worden in het netwerk van de sociale dossiers opgenomen. § 2. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de centra en van Bruss'Help voor wat het beheer, de beveiliging en de behandeling van de gegevens betreft waartoe ze toegang gehad hebben of die ze zelf geregistreerd hebben, is de gewestelijke dienstenintegrator bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 8 mei 2014 betreffende de oprichting en organisatie van een gewestelijke dienstenintegrator verantwoordelijk voor de verwerking en het overmaken van de verzamelde gegevens in een netwerk van sociale dossiers, en handelt volgens de instructies van de verantwoordelijken voor de gegevensverzameling, en dit op voorwaarde dat hij deze rol aanvaardt in een samenwerkingsovereenkomst die afgesloten wordt met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Hij ziet erop toe dat alle informatie over eenzelfde dakloze of begeleidingsbehoeftige in één sociaal dossier gecentraliseerd wordt en dat de gegevens exact zijn.

Het sociaal dossier moet, voor iedere informatie, de bron vermelden die de informatie heeft gegenereerd. § 3. De gewestelijke dienstenintegrator sluit met Bruss'Help een protocolakkoord af om gegevens in naleving van het beroepsgeheim en met respect voor de persoonlijke levenssfeer uit te wisselen. Dit protocol moet duidelijke procedures en voorschriften voor het werk invoeren die ervoor zorgen dat het beroepsgeheim in alle uitwisselingen wordt gerespecteerd.

Dit protocolakkoord wordt voor eensluidend advies aan de Brusselse Controlecommissie voorgelegd. § 4. Bruss'Help sluit met de erkende centra een protocolakkoord/samenwerkingsakkoord af dat ervoor zorgt dat de gegevens in het kader van het netwerk van sociale dossiers kunnen worden uitgewisseld. Dit protocol moet duidelijke procedures en voorschriften voor het werk invoeren die ervoor zorgen dat het beroepsgeheim in alle uitwisselingen wordt gerespecteerd.

Deze protocolakkoorden worden voor eensluidend advies aan de Brusselse Controlecommissie en ter goedkeuring aan het Verenigd College voorgelegd. § 5. De centra en Bruss'Help doen een beroep op de gewestelijke dienstenintegrator opdat hij de toepassingsregels voor de gegevensopslag waarmee ze belast zijn, goedkeurt. § 6. Wanneer de gewestelijke dienstenintegrator de in het netwerk van de sociale dossiers geregistreerde gegevens beschikbaar maakt voor een centrum of Bruss'Help, dan moet hij de toegang beperken tot de informatie die nodig is voor de uitvoering van de taken van de ontvanger.

Afgezien van de noodzaak in de zin van het eerste lid, mogen de sociale en psychosociale gegevens slechts gedeeld worden indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan : 1° het delen gebeurt in het belang van de dakloze of begeleidingsbehoeftige ;2° het delen gebeurt ofwel ten gunste van de personeelsleden van Bruss'Help die belast zijn met de doorverwijzing of met de beoordeling van de resultaten van die doorverwijzing, ofwel ten gunste van de personeelsleden van een centrum die belast zijn met een opdracht die vergelijkbaar is met die van de persoon die de conclusies van de sociale of psychosociale analyse heeft opgesteld. § 7. Iedere ontvanger moet ervoor zorgen dat het gecentraliseerde computerprogramma van de sociale dossiers uitsluitend toegankelijk is voor zijn personeelsleden en dat de medische, psychosociale of sociale gegevens slechts gedeeld worden ten gunste van de personeelsleden van Bruss'Help die belast zijn met de doorverwijzing of de evaluatie van de resultaten van die doorverwijzing of ten gunste van de personeelsleden die belast zijn met de verdere uitwerking van de diagnose of de behandeling van de dakloze of begeleidingsbehoeftige.

Iedere ontvanger neemt alle nuttige voorzorgen om de veiligheid van de geregistreerde gegevens te garanderen en vermijdt dat ze vervormd, beschadigd of meegedeeld worden aan personen die niet de toelating kregen om er kennis van te nemen.

Het Verenigd College kan de personeelsleden nader omschrijven die tot het gecentraliseerd informaticaprogramma toegang hebben, voor zover deze personen de gegevens nodig hebben om de daklozen of begeleidingsbehoeftigen te helpen. § 8. Wanneer binnen een periode van drie jaar geen nieuwe informatie aan het sociaal dossier wordt toegevoegd, dan kan de informatie die het bevat alleen nog voor statistische of wetenschappelijke doeleinden gebruikt worden en onder de voorwaarde vermeld in artikel 80. De gewestelijke dienstenintegrator is belast met het doen naleven van deze waarborg.

Wanneer de termijn bedoeld in het eerste lid is komen te verstrijken, dan moet de procedure bedoeld in artikel 74 herbegonnen worden.

Art. 78.§ 1. Bij de uitoefening van hun opdrachten zijn de centra en Bruss'Help ertoe gehouden om : 1° de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens alsook de AVG-verordening na te leven ;2° als verwerkingsverantwoordelijke het beheer, de beveiliging en de behandeling van de gegevens te verzorgen waar ze de toegang tot hebben of die ze zelf geregistreerd hebben, en dit zowel op technisch als op organisatorisch vlak ;3° met de Brusselse Controlecommissie samen te werken door haar de informatie die ze nodig heeft om haar opdrachten uit te voeren te verstrekken en door haar de toegang toe te staan tot de dossiers en informatieverwerkingssystemen zodra de Controlecommissie dat vraagt. § 2. De centra en Bruss'Help houden een register bij voor de verwerkingsactiviteiten die tot hun verantwoordelijkheid behoren volgens de modaliteiten die door en krachtens artikel 30 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AGV) bepaald zijn. § 3. In geval van schending van de gegevens van persoonlijke aard, geeft de gewestelijke dienstenintegrator zo snel mogelijk kennis van de eigenlijke schending aan de Brusselse Controlecommissie, mits naleving van de modaliteiten die door en krachtens artikel 33 van de AVG-verordening bepaald zijn, indien mogelijk uiterlijk 72 uur na er kennis van genomen te hebben, tenzij de schending in kwestie geen risico kan opleveren voor de rechten en vrijheden van de natuurlijke personen. Wanneer de kennisgeving aan de controleautoriteit niet binnen de 72 uur plaatsgegrepen heeft, wordt ze vergezeld van een toelichting van de redenen van laattijdigheid. § 4. Wanneer een schending van gegevens van persoonlijke aard een verhoogd risico met zich kan brengen voor de rechten en vrijheden van een natuurlijke persoon, dan deelt de gewestelijke dienstenintegrator zo snel als mogelijk de schending van gegevens van persoonlijke aard aan de betrokken persoon mee volgens de modaliteiten die door en krachtens artikel 34 van de AVG-verordening bepaald zijn.

Art. 79.§ 1. Voor de voltrekking van de taken die hem toevertrouwd zijn, vraagt de gewestelijke dienstenintegrator van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid de mededeling van gegevens in overeenstemming met de procedure vastgesteld in artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Het Verenigd College stelt de lijst met gegevens op die gevraagd worden om gecommuniceerd te worden. § 2. In het kader van de taken die hen toevertrouwd worden, vragen Bruss'Help en de centra, in overeenstemming met de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en zijn uitvoeringsbesluiten, de toegang tot de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en de toestemming om het rijksregisternummer te mogen gebruiken. § 3. Alle centra die toegang hebben tot de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of tot het Rijksregister van natuurlijke personen en Bruss'Help moeten een consulent inzake informatiebeveiliging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer benoemen.

Ze moeten ook een functionaris voor gegevensbescherming benoemen, zoals bepaald in en krachtens artikels 37 tot 39 van de AVG-verordening.

De identiteit van deze adviseur inzake gegevensbeveiliging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt aan het sectoraal comité van de sociale zekerheid van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid alsook aan het sectoraal comité van het Rijksregister van de natuurlijke personen meegedeeld.

Alle centra die toegang hebben tot de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of tot het rijksregister van de natuurlijke personen en Bruss'Help laten een verklaring ondertekenen door de personen die effectief belast zijn met de verwerking van identificatiegegevens, waarin ze er zich toe verbinden om het vertrouwelijk karakter van de identificatiegegevens te beschermen.

Art. 80.De voor de samenstelling van de sociale dossiers verzamelde gegevens mogen slechts voor statistische of wetenschappelijke doeleinden gebruikt worden indien zij anoniem gemaakt worden.

De gewestelijke dienstenintegrator is met dit anoniem maken belast.

Het Verenigd College is belast met het bepalen van de modaliteiten van deze anonimisering.

Onderafdeling 3. - Beroepsgeheim, informatieplicht en rechten van daklozen of begeleidingsbehoeftigen met betrekking tot hun informatie

Art. 81.Hij die uit hoofde van zijn functies betrokken is bij de inzameling, de verwerking of de mededeling van gegevens van persoonlijke aard of kennis neemt van dergelijke gegevens is gebonden door het beroepsgeheim en is gehouden de persoonlijke levenssfeer van de dakloze of de begeleidingsbehoeftige alsook het vertrouwelijk karakter van de gegevens in acht te nemen in overeenstemming met de artikelen 458, 458bis, 458ter en 458quater van het Strafwetboek en met artikels 36 en 50 van de organieke wet op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 8 juli 1976.

Art. 82.§ 1. Wanneer het sociaal dossier wordt samengesteld zoals bedoeld in artikel 74, dan moet de dakloze of de begeleidingsbehoeftige in kennis gesteld worden van : 1° de gegevensverwerking die door de centra en Bruss'Help verricht zijn alsook van hun adressen ;2° van het doel van de gegevensverwerking ;3° de gegevens die mogelijk gedeeld kunnen worden met de centra en met Bruss'Help ;4° van het bestaan en van de gevolgen van artikel 74, §§ 2 en 3, en van de artikelen 81, 83, 84 en 85 ;5° de periode gedurende welke de gegevens bewaard worden ;6° de mogelijkheid om zich later tegen de verwerking en tegen het delen van de gegevens te verzetten. § 2. Wanneer het sociaal dossier bedoeld in artikel 74 samengesteld wordt, dan geeft de dakloze of begeleidingsbehoeftige zijn instemming opdat de gegevens in het netwerk van sociale dossiers ingeschreven en gedeeld wordt. § 3. Wanneer informatie aan het sociaal dossier door een centrum of door Bruss'Help toegevoegd wordt, wordt aan de dakloze of begeleidingsbehoeftige herinnerd dat hij zich op elk ogenblik tegen de verwerking of het delen van zijn gegevens kan verzetten. § 4. Het Verenigd College kan bepalen op welke manier en onder welke voorwaarden de centra die bijdragen aan het sociaal dossier en Bruss'Help hun informatieplicht moeten naleven, in overeenstemming met artikel 9 van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, en dit na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 83.§ 1. De dakloze of begeleidingsbehoeftige heeft het recht zijn sociaal dossier te raadplegen. § 2. De dakloze of begeleidingsbehoeftige heeft het recht om te weten wie, in de loop van het voorbije jaar, zijn persoonlijke gegevens geraadpleegd of bijgewerkt heeft.

Het Verenigd College stelt, na het advies van de gewestelijke dienstenintegrator ingewonnen te hebben, de voorwaarden vast waaronder de dakloze of begeleidingsbehoeftige de toegang kan hebben tot zijn sociaal dossier.

Art. 84.§ 1. De toegang tot een dienst kan aan een dakloze of begeleidingsbehoeftige niet geweigerd worden omdat hij weigert één of meer gegevens te verstrekken of omdat hij weigert dat deze informatie gedeeld wordt of dat ze gebruikt wordt voor statistische of wetenschappelijke doeleinden. § 2. De dakloze of begeleidingsbehoeftige kan zich, op elk ogenblik, tegen de latere verwerking van zijn gegevens alsook tegen het delen ervan verzetten zonder dat de toegang tot een dienst hem geweigerd kan worden.

Hij maakt zijn vraag aan de gewestelijke dienstenintegrator over, via een formulier dat hij in een centrum of bij Bruss'Help kan invullen. § 3. Er wordt een uitzondering gemaakt op de §§ 1 en 2 wat betreft de openbaarmaking van gegevens in het kader van de inschakelingsmaatregelen. De dienstverlening inzake inschakeling kan worden geweigerd indien de dakloze of begeleidingsbehoeftige weigert de informatie te verstrekken die in artikel 74, § 1, 1° tot 8°, begrepen is.

Art. 85.Indien de dakloze of begeleidingsbehoeftige zich legitimeert en een belang aantoont, kan hij een klacht bij de Brusselse Controlecommissie indienen ten aanzien van het centrum of van Bruss'Help die zijn rechten uit onderhavige afdeling niet nageleefd zou hebben, en dit onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens en de AVG-verordening. Afdeling 4. - De studies en analyses, het Coördinatiecomité

en de subcomités voor coördinatie

Art. 86.§ 1. Ten minste eenmaal per jaar wordt door Bruss'Help een Coördinatiecomité georganiseerd en voorgezeten. Dit Coördinatiecomité groepeert de centra, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad en iedere andere openbare of particuliere actor waarvan Bruss'Help de aanwezigheid nuttig zou achten om de opdracht van het Coördinatiecomité te vervullen. § 2. Ten minste eenmaal per jaar organiseert Bruss'Help het subcomité voor coördinatie van de noodhulp en zit het voor. Dit subcomité groepeert de centra die noodhulpdiensten presteren en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en iedere andere openbare of particuliere actor waarvan Bruss'Help de aanwezigheid nuttig zou achten om de opdracht van het subcomité voor coördinatie van de noodhulp te vervullen. § 3. Ten minste eenmaal per jaar organiseert Bruss'Help het subcomité voor coördinatie van de sociale inschakeling en zit het voor. Dit subcomité groepeert de centra die inschakelingsdiensten presteren en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en iedere andere openbare of particuliere actor waarvan Bruss'Help de aanwezigheid nuttig zou achten.

Art. 87.De opdracht van het Coördinatiecomité bestaat erin de samenwerking tussen de verschillende actoren die actief zijn in de sector van de noodhulp en van de inschakeling van daklozen te verbeteren, meer bepaald door aan het Verenigd College adviezen te verstrekken over de verbetering van de noodhulp- en inschakelingsvoorzieningen alsook over de preventie van dakloosheid en door richtlijnen voor het doorverwijzen van daklozen of begeleidingsbehoeftigen aan het Verenigd College voor te leggen.

Het Verenigd College bepaalt de richtlijnen en neemt alle aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op voor het bepalen van zijn beleid inzake de bestrijding van dakloosheid. Het integreert deze richtlijnen in het Brussels actieplan armoedebestrijding.

Art. 88.Uiterlijk veertien werkdagen voordat het Coördinatiecomité plaatsvindt, maakt Bruss'Help aan de actoren die aan het Coördinatiecomité zullen deelnemen de verslagen over die het resultaat zijn van de studies en van de analyses bedoeld in artikel 81.

Art. 89.In het kader van zijn studie- en analyseopdrachten is Bruss'Help belast met : 1° het vervullen van een functie als observatiecentrum van de dakloosheid : inzameling en analyse van gegevens - formuleren van aanbevelingen en opstelling van een jaarverslag over de situatie van dakloosheid op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ;2° het integreren van een preventieve dimensie en het identificeren van de oorzaken die leiden tot dakloosheid teneinde oplossingen en anticipatieve modellen voor te stellen ;3° het integreren van de genderdimensie, overeenkomstig het « gender mainstreaming »-proces, dat beoogt de verschillende gevolgen van de maatregelen en de acties voor de respectieve situaties van de mannen en vrouwen te analyseren ;4° het vervullen van een functie inzake netwerking en informatieverstrekking met het oog op het faciliteren van de kennis over het fenomeen in de sector en in het beleid voor hulp aan daklozen ;5° het vervullen van een functie als informatiepunt en ter sensibilisering rond de problematiek van de dakloosheid ;6° het organiseren, ten minste één keer per jaar, van overleg met het Verenigd College en het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad om het voorwerp van de studies en de analyses te bepalen die onder zijn leiding uitgevoerd moeten worden ;7° het organiseren van overleg met de sector van bijstand aan daklozen, alsook met elke andere publieke of private actor, waaronder verplicht de verenigingen waarin armen het woord nemen, waarvan de aanwezigheid bij dit overleg nuttig wordt geacht ;8° het zorgen voor de participatie van de daklozen, de uitbouw van peer help en ervaringsdeskundigheid bij het bepalen van de noden van de begunstigden en de interventieteams. Afdeling 5. - Programmatie

Art. 90.Het Verenigd College kan, in overleg met de andere instellingen bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen en na advies van de adviesraad, de programmering van de centra vaststellen.

Deze programmering wordt onder meer bepaald op basis van de werkzaamheden van de centra, hun specialisatie, hun capaciteit en hun uitrusting, rekening houdend met de behoeften van de bevolking voor wie zij moet instaan en met de vereisten van een gezond beheer, alsmede met de vooruitzichten inzake hun evolutie.

Art. 91.Deze ordonnantie wordt twee jaar na de inwerkingtreding ervan, en vervolgens om de twee jaar geëvalueerd in een verslag van het Verenigd College aan de Verenigde Vergadering. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 92.Artikel 3, 3°, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 7 november 2002 betreffende de centra en diensten voor bijstand aan personen wordt opgeheven.

Art. 93.Het besluit van het Verenigd College van 9 december 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëringswijze van de centra en diensten voor volwassenen in moeilijkheden wordt opgeheven op de door het Verenigd College vastgestelde datum.

Art. 94.Bij wijze van overgang behouden de centra en diensten die bedoeld zijn in artikel 3, 3°, van de ordonnantie van 7 november 2002 betreffende de centra en diensten voor bijstand aan personen en die vóór de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie erkend zijn, hun erkenning tot aan het einde van hun erkenningsperiode.

Art. 95.Bij wijze van overgang behouden de centra en diensten, bedoeld in artikel 3, 3°, van de ordonnantie van 7 november 2002 betreffende de centra en diensten voor bijstand aan personen, die vóór de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie recht hebben gehad op een facultatieve subsidie voor specifieke opdrachten, hun rechten op deze subsidie, zolang deze subsidie door het Verenigd College goedgekeurd is.

Art. 96.Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan beslissen om een waarborg op te nemen in de leningen die aangegaan worden door de erkende centra of de publiekrechtelijke rechtspersonen waarvan de organisatie door deze ordonnantie bedoeld wordt, en dit voor een maximaal bedrag van 5 miljoen euro.

Art. 97.In afwachting van de inwerkingtreding van de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie blijft de volledige regeling die in voege is op het moment van de inwerkingtreding van deze ordonnantie onverkort van toepassing.

Art. 98.Bij wijze van overgang begeleidt en ondersteunt het Verenigd College de centra en Bruss'Help bij hun nieuwe verplichtingen die voortvloeien uit de samenstelling van het sociaal dossier dat bedoeld wordt in de artikelen 74 en volgende van deze ordonnantie.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 juni 2018.

Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting en de Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting en de Externe Betrekkingen, D. GOSUIN Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring, P. SMET Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring, C. FREMAULT _______ Nota Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : Gewone zitting 2017-2018 B-109/1 Ontwerp van ordonnantie B-109/2 Verslag B-109/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 25 mei 2018.

^