Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 03 december 2015
gepubliceerd op 11 december 2015

Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 17 juli 2015 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de overdracht van toegewezen eenheden naar de Gewesten voor de periode 2008-2012

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031846
pub.
11/12/2015
prom.
03/12/2015
ELI
eli/ordonnantie/2015/12/03/2015031846/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 DECEMBER 2015. - Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 17 juli 2015 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de overdracht van toegewezen eenheden naar de Gewesten voor de periode 2008-2012 (1)


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2015 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de overdracht van toegewezen eenheden naar de Gewesten voor de periode 2008-2012.

Samenwerkingsakkoord van 17 juli 2015 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de overdracht van toegewezen eenheden naar de gewesten voor de periode 2008-2012 Gelet op artikel 39 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 6, § 1, Il, 1°, en artikel 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 42;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 19 februari 2007 tussen de Federale Overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2008Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 18/06/2008 pub. 18/07/2008 numac 2008202564 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad sluiten tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad;

Gelet op de beslissing van het Overlegcomité van 8 maart 2004 betreffende de verdeling van de nationale lasten met betrekking tot het Protocol van Kyoto (punt 1 : Kyoto : verdeling van de nationale lasten);

Overwegende dat krachtens artikel 15, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 19 februari 2007, een gewest een schriftelijk verzoek kan richten aan de registeradministrateur om een beperkt deel van de aan België toegewezen hoeveelheid van de partijtegoedrekening over te dragen aan een door het gewest specifiek daartoe geopende persoonstegoedrekening, op voorwaarde dat die hoeveelheid opnieuw wordt overgedragen voor het einde van de eerste verbintenissenperiode en voor de verificatie op een specifiek daartoe opgerichte partijtegoedrekening, beheerd door de registeradministrateur, in opdracht van de desbetreffende bevoegde autoriteit;

Overwegende dat dit deel voor elk gewest beperkt is tot maximaal 5 % van vijf keer de broeikasgasemissies in het referentiejaar van het gewest in kwestie, verminderd met 7,5 %;

Overwegende dat teneinde deze overdracht uit te voeren, de registeradministrateur moet beschikken over de definitieve cijfers van de broeikasgasemissies in het referentiejaar van het gewest in kwestie;

Overwegende dat de vastlegging van deze cijfers een samenwerkingsakkoord juridische zekerheid garandeert;

Overwegende dat deze cijfers al bepaald zijn in de nationale inventaris van broeikasgasemissies van het jaar 2006, zoals herwerkt na de analyse van het « Initial Report » van België, dat werd geleverd overeenkomstig artikel 7, § 1, van beschikking nr. 280/2004/EG;

Overwegende dat, overeenkomstig de internationale regels, de broeikasgasemissies worden opgenomen in inventarissen die aan de Europese Unie en de Verenigde Naties worden voorgelegd. Voor de transportsector berusten de inventarissen op de broeikasgasemissies berekend op basis van de brandstofverkoop. Deze statistieken worden gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Economie;

Overwegende dat de door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit gepubliceerde transportstatistieken in 2008 aanzienlijke wijzigingen ondergaan hebben, die hebben geleid tot het ontstaan van discordantie tussen de raming van de gewestelijke broeikasgasemissies die voor het referentiejaar aan de transportsector zijn toegewezen en de raming van die emissies voor ieder jaar van de eerste verbintenissenperiode van het Protocol van Kyoto, namelijk 2008-2012;

Overwegende dat die discordantie de vergelijkbaarheid van de gewestelijke emissie-inventarissen voor het referentiejaar en voor de jaren van de verbintenisperiode beïnvloedt;

De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Federale Regering, in de persoon van de Eerste Minister en de Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling;

Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-President en de Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;

Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President en de Minister van Plaatselijke Besturen, Stad, Huisvesting en Energie;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, in de persoon van haar Minister-President en de Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie;

Zijn het volgende overeengekomen :

Artikel 1.In dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder : 1° registeradministrateur : de persoon of personen die het register beheert of beheren en bijhoudt of bijhouden overeenkomstig de eisen van de richtlijn 2003/87/EG, van beschikking nr.280/2004/EG en van de verordening (EG) nr. 994/2008; 2° toegewezen hoeveelheid : de hoeveelheid broeikasgasemissies uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent berekend volgens de emissieniveaus vastgelegd overeenkomstig artikel 7 van de beschikking 280/2004/EG;3° toegewezen eenheid (AAU) : een verleende eenheid overeenkomstig artikel 7, § 3, van beschikking nr.280/2004/EG; 4° referentiejaar : het jaar 1990 voor kooldioxide, methaan en distikstofoxide en het jaar 1995 voor zwavelhexafluoride, gehalogeneerde koolwaterstoffen en onvolledig gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen.

Art. 2.De totale uitstoot van broeikasgassen in het referentiejaar van de eerste verbintenissenperiode bedraagt : 1° voor het Vlaams Gewest : 86.986.744 ton CO2-equivalenten; 2° voor het Waals Gewest : 54.725.028 ton CO2-equivalenten; 3° voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 4.016.991 ton CO2-equivalenten.

Art. 3.Overeenkomstig artikel 15, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 19 februari 2007, is de maximale hoeveelheid die de registeradministrateur naar een gewest kan overdragen : 1° voor het Vlaams Gewest : 20.115.685 AAU's; 2° voor het Waals Gewest : 12.655.163 AAU's; 3° voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 928.929 AAU's.

Art. 4.Het gewest maakt zijn verzoek tot overdracht over aan de registeradministrateur per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs. Tegelijkertijd stuurt het Gewest een kopie van zijn verzoek aan de Voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs. De Voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie overmaakt deze kopie aan alle leden van de Nationale Klimaatcommissie.

Art. 5.Voor de toepassing van artikel 16 van het samenwerkingsakkoord van 19 februari 2007 tussen de Federale Overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, zullen volgende elementen toepassen : - de drie gewesten zullen gebruikmaken van geharmoniseerde modellen en berekening van het brandstofsurplus zoals opgenomen in bijlage; - de inventaris van de aan de sector van het wegvervoer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegewezen emissies wordt opgesteld op basis van het aantal afgelegde kilometers dat in aanmerking is genomen voor de opstelling van de emissie-inventaris van het jaar 2008 die in 2010 aan de internationale instanties is voorgelegd en waarop vanaf 2008 jaarlijks het jaarlijkse evolutiepercentage van het aantal afgelegde kilometers wordt toegepast dat wordt gebruikt voor de opstelling van de emissie-inventarissen die vanaf 2012 worden ingediend (emissie-inventaris van 2010).

Art. 6.Eventuele geschillen onder de contracterende Partijen over de interpretatie of de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord worden beslecht in de Nationale Klimaatcommissie of, als daar geen oplossing wordt gevonden, binnen de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu, en in voorkomend geval, binnen het Overlegcomité.

Wordt er geen oplossing gevonden, dan wordt het geschil voorgelegd aan een rechtscollege waarvan de leden worden aangewezen en waarvan de werkingskosten worden verdeeld overeenkomstig artikel 24 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002.

Art. 7.Dit samenwerkingsakkoord wordt voor onbepaalde duur gesloten.

Elke contracterende Partij kan het samenwerkingsakkoord opzeggen mits ze een opzegtermijn van zes maanden in acht neemt.

Art. 8.Het samenwerkingsakkoord zal in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt door de Centrale Secretarie van het Overlegcomité zodra het door alle contracterende Partijen is goedgekeurd.

Opgemaakt te Brussel op 17 juli 2015 in evenveel exemplaren als er contracterende Partijen zijn.

Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaams Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waals Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Plaatselijke Besturen, Stad, Huisvesting en Energie, P. FURLAN Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Brusselse Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT

Bijlage 1 Harmonisatie van de berekening van de wegverkeeremissies Staat van de discussies op 1 september 2013 Voor de toepassing van artikel 16 van het samenwerkingsakkoord van 19 februari 2007 tussen de Federale Overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto zullen de drie gewesten gebruikmaken van geharmoniseerde modellen en wordt de brandstofsurplus berekend volgens de gemaakte afspraken. Begin 2014 zullen de emissie-inventarissen van de drie gewesten voor de periode 2008-2012 volgens de meest recent gemaakte afspraken met betrekking tot harmonisatie van de gewestelijke modellen en verfijning van de federale data binnen de ad hoc werkgroep wegverkeer van de werkgroep emissies van de CCIM, waarbij een stand van zaken hieronder weergegeven is, opgesteld worden. Voor de beoordeling van de overeenstemming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt in het geharmoniseerde model de inventaris van de aan de sector van het wegvervoer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegewezen emissies opgesteld op basis van het aantal afgelegde kilometers die in rekening gebracht werden voor de opstelling van de emissie-inventaris van het jaar 2008 zoals voorgelegd aan de internationale instanties in 2010 en waarop vanaf 2008 jaarlijks het jaarlijkse evolutiepercentage van het aantal afgelegde kilometers dat gebruikt wordt voor de opstelling van de emissie-inventarissen die vanaf 2012 ingediend worden (emissie-inventaris van 2010), wordt toegepast.

De harmonisatie van de gewestelijke modellen houdt volgende afspraken in (stand van zaken) : 1) Gebruik van de emissiefuncties uit het Europese COPERT model : - Elk gewest maakt gebruik van de emissiefuncties zoals opgenomen in het Europese COPERT 4 model. - Dit Europese model wordt regelmatig aangepast (tegenwoordig versie 10.0). Elk jaar in maart wordt vastgelegd door de ad hoc werkgroep wegverkeer met welke versie van COPERT de emissie-inventaris (submissie van volgend jaar) in alle drie de gewesten zal worden opgesteld en welke jaren zullen herrekend worden met de nieuwe versie. 2) Gemeenschappelijke parameters voor de modellen : - De COPERT parameter « Improved fuel quality » wordt geactiveerd. - De COPERT parameter « Mileage degaradation » wordt geactiveerd met « IM Effect » en volgens COPERT standaardwaarden. - Bron voor de COPERT parameter « Rate vapour pressure » is FAPETRO. - Hellingsgraad : geen rekening mee houden. - Beladingsgraad HDV (heavy duty vehicles) : 50 %. - S-gehalte : bron FAPETRO. - Emissiefuncties van Euro 4 diesel PC (personal cars) met roetfilter worden enkel gecorrigeerd voor PM, niet voor de andere emissies (wijze waarop dit zal gebeuren dient nog verder afgesproken te worden binnen de ad hoc werkgroep wegverkeer). - Het meerverbruik door airco wordt in rekening gebracht vanaf gebruik van COPERT 4 versie 10. - Alle gewesten stemmen af met de federale cijfers FOD Financiën (door VITO doorgegeven) om het aandeel biobrandstoffen te bepalen.

Biobrandstoffen zullen als CO2-neutraal worden beschouwd. De impact van biobrandstoffen op emissiefuncties van andere luchtverontreinigende stoffen (CH4 en N20) zal niet meegenomen worden in de berekeningen door de gewesten (tot COPERT mengsels (blend) behandelt). 3) Gewest specifieke COPERT parameters : - « Triplengte » : specifiek per gewest;bijsturing gebeurt in onderling overleg en op grond van nieuwe publicaties. - Temperatuur : de data van Ukkel worden gebruikt voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest; voor het Vlaams Gewest is in MIMOSA gemiddelde temperatuur per uur van het jaar nodig, waarvoor meteodata van IRCEL gebruikt wordt op basis van het « Vlaamse telemetric netwerk ». - Snelheden : regio-specifieke data worden gebruikt. 4) Gemeenschappelijke parkmodule voor de verwerking van de Directie Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) statistieken en aanverwante vervoersstatistieken als input voor de emissiemodellen : - Elk gewest maakt gebruik van de module die in opdracht van AWAC wordt ontwikkeld in 2013 voor de verwerking van de DIV gegevens en andere aanvullende gegevens als input voor de gewestelijke emissiemodellen.De ontwikkeling van deze module wordt aangestuurd door een begeleidingscomité waarin vertegenwoordigers van elk gewest aanwezig zijn. 5) Gemeenschappelijke module voor de verwerking van transportstatistieken (aantal afgelegde kilometers) als input voor de emissiemodellen : - Elke gewest maakt gebruik van de ECONOTEC module voor de verwerking van transportstatistieken als input voor de gewestelijke emissiemodellen.Deze module wordt door IRCEL in de loop van 2013 aangepast rekening houdend met de specifieke vereisten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest.

Sommige punten moeten nog verduidelijkt worden binnen de ad hoc werkgroep wegverkeer en de inventarissen van 2014 zullen rekening houden met de meest recente beslissingen die zullen worden genomen binnen de ad hoc werkgroep wegverkeer. - Harmonisering van het meerverbruik door airco. - « Triplengte » : vaststelling van een geharmoniseerde methode. - Gemiddelde snelheid : opportuniteit van vaststelling van een geharmoniseerde methode. - Verdeling van de afgelegde kilometers door de COPERT « driving modes » : opportuniteit van vaststelling van een geharmoniseerde methode.

Voor de berekening van het brandstofverbruik en de CO2 emissies gebaseerd op enerzijds de emissiemodellen en anderzijds de federale energierapportering (reference approach), gelden volgende aandachtspunten : - In de gewestelijke modellen worden zowel de brandstofverbruiken als de CO2 emissies berekend aan de hand van de formules en de emissiefactoren uit COPERT. - De CO2 emissies gerapporteerd aan UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) gebaseerd op de federale energiestatistieken (reference approach) worden berekend met de emissiefactoren uit COPERT. Het in rekening brengen en de verdeling van de brandstofsurplus (verschil tussen de som van de gewestelijke modellen en de gegevens uit de federale energiebalans) gebeurt als volgt : - Per brandstoftype wordt het verschil berekend tussen de som van de gewestelijke modellen en de gegevens uit de federale energiebalans (reference approach). Dit surplus wordt per brandstoftype verdeeld over de gewesten al naargelang hun aandeel. Elk brandstoftype heeft een specifieke emissiefactor. De hoeveelheden brandstof (uitgedrukt in ton) worden vermenigvuldigd met hun specifieke emissiefactor (uitgedrukt in kg CO2/kg brandstof, gebaseerd op COPERT) om zo de CO2- emissies te berekenen. - De volgende correcties moeten worden uitgevoerd : - correctie voor het energieverbruik van off-road voor benzine (op basis van modellering OFFREM); - correctie voor de energie-inhoud van biobrandstoffen : ten gevolge van bijmenging van biobrandstof in de verkochte fossiele brandstoffen wijzigt de energie-inhoud van de fossiele brandstof.

Afspraken met betrekking tot de verdere verfijning van de federale energiedata : - De FOD Economie verzamelt informatie over de gebruikte dichtheden bij de meldingsplichtigen. - De FOD Financiën bezorgt de gegevens over het aantal liters brandstof voor wegverkeer, alsook informatie over de wijze waarop deze gegevens berekend/verzameld worden, aan de ad hoc werkgroep zodat sets gegevens op elkaar worden afgestemd. - De ad hoc werkgroep wegverkeer zal de energiestatistieken in de periode 2005-2008 onderwerpen aan een grondige review op basis van de door de FOD Financiën aangeleverde cijfers. - Vanaf 2014 wordt een validatie van de gegevens en mogelijke verfijning van de indeling in sectoren uitgevoerd door de FOD Economie op basis van de dataverzameling op gewestelijk niveau. Zowel de ENOVER werkgroep Energiebalansen als de ad hoc werkgroep verkeer worden hierbij betrokken.

Voor de internationale rapportering van de CH4 en N20 emissies wordt er een surplus toegekend volgens de regel van drie (verhouding « fuel sold »/ »fuel used » per brandstoftype) op de berekende cijfers uit de gewestelijke modellen. De methode dient als volgt toegepast te worden : maak de som van de CH4 en N20 emissies afkomstig van de gewestelijke emissiemodellen (per brandsoftype), voer een correctie uit per brandstoftype door de regel van drie toe te passen. (CH4)BE « fuel sold » = (CH4) som gewestelijke modellen « fuel used » x ton brandstoffen (verkoop BE)/ton brandstoffen (som gewestelijke modellen) « fuel used ».

Idem voor N20.

Gezien om te worden gevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2015 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest betreffende de overdracht van toegewezen eenheden naar de gewesten voor de periode 2008-2012.

Brussel, 17 juli 2015.

Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaams Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waals Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Plaatselijke Besturen, Stad, Huisvesting en Energie, P. FURLAN Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Brusselse Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT Brussel, 3 december 2015.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt,Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota (1) Gewone zitting 2014-2015. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-206/1.

Gewone zitting 2015-2016 Documenten van het Parlement. - Verslag, A-206/2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 20 november 2015.

^