gepubliceerd op 21 februari 2023
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 9 januari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 januari 2023, heeft de familierechtbank van de Nederlandstalige Rechtb « 1. Schendt artikel 335, § 3 van het oud Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Gron(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 9 januari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 januari 2023, heeft de familierechtbank van de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 335, § 3 van het oud Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het het meerderjarige kind dat met succes een vordering tot betwisting van het vaderschap (en terzelfder tijd een vordering tot vaststelling van het vaderschap) heeft ingesteld en vervolgens vrijwillig wordt erkend door de beweerde biologische vader, niet toestaat de naam van deze laatste te dragen door daartoe een verklaring af te leggen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, terwijl deze mogelijkheid wel openstaat voor minderjarige kinderen middels een verklaring van hun ouders ? 2. Schendt artikel 335, § 4, van het oud Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 50/2017 van 27 april 2017, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het het meerderjarige kind dat met succes een vordering tot betwisting van het vaderschap en terzelfder tijd een vordering tot vaststelling van het vaderschap heeft ingesteld en vervolgens, nadat deze laatste vordering naar de bijzondere rol werd verzonden, vrijwillig werd erkend door de beweerde biologische vader, niet toestaat de naam van deze laatste te dragen, terwijl deze mogelijkheid wel openstaat voor het meerderjarige kind dat met succes een vordering tot betwisting van het vaderschap en terzelfder tijd een vordering tot vaststelling van het vaderschap heeft ingesteld die door de rechtbank naderhand gegrond wordt verklaard ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7923 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut