Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 12 december 2023

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 oktober 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 november 2023, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aa « Schenden de artikelen 2262bis, § 1, eerste lid, en 2262bis, § 1, tweede lid, van het o(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023047710
pub.
12/12/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 30 oktober 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 november 2023, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2262bis, § 1, eerste lid, en 2262bis, § 1, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2251 van het oud Burgerlijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet, in voorkomend geval zelf in samenhang gelezen met artikel 6 van het EVRM, doordat zij het beginsel van gelijkheid tussen de rechtsonderhorigen en het recht op toegang tot een rechter niet in acht zouden nemen, in zoverre de in artikel 2262bis, § 1, eerste lid, van het [oud] Burgerlijk Wetboek vervatte tienjarige verjaringstermijn in die zin wordt geïnterpreteerd dat hij een aanvang neemt vanaf het ontstaan van de vordering, ongeacht of men kennis heeft van die vordering en/of van de objectieve elementen die een redelijke grondslag ervoor kunnen vormen (met name de stukken die een partij in haar bezit heeft zonder ze spontaan over te leggen), terwijl de verjaringstermijn van een vordering op grond van een onrechtmatige daad, bedoeld in artikel 2262bis, § 1, tweede lid, van het [oud] Burgerlijk Wetboek, pas een aanvang neemt vanaf het ogenblik dat het slachtoffer kennis heeft van zijn schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 8101 van de rol van het Hof.

De griffier, N. Dupont

^