Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 21 december 2022

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 7 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 november 2022, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de vo « Schendt artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereen(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022207063
pub.
21/12/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 7 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 november 2022, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, geïnterpreteerd in die zin dat een werknemer wiens lopende loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is, die wordt ontslagen tijdens de periode waarin hij zijn arbeidsprestaties volledig heeft stopgezet als gevolg van werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van COVID 19 - terwijl hij per definitie niet ervoor heeft gekozen om in werkloosheid te worden gesteld wegens overmacht ten gevolge van COVID 19, werkloosheid die hem wordt opgelegd (zoals in de gevallen die aanleiding hebben gegeven tot de arresten van het Grondwettelijk Hof van 28 mei 2009 en van 5 december 2013) - recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding die is berekend, wat het veranderlijke gedeelte van zijn loon betreft, op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst afgezien van de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van COVID 19, hetgeen leidt tot een loon waarvan het bedrag beperkt of zelfs nihil is, en bijgevolg tot een compenserende opzeggingsvergoeding waarvan het bedrag beperkt of zelfs nihil is, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet terwijl : - zijn situatie verschillend is van die van een werknemer wiens loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is en wiens arbeidsovereenkomst niet werd geschorst gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, die ook recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij die gelijke behandeling niet redelijk verantwoord is ? - zijn situatie zo niet identiek, dan toch vergelijkbaar is met die van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst geheel wordt geschorst om reden dat hij in werkloosheid wordt gesteld wegens overmacht ten gevolge van COVID 19 en die een vast loon heeft, die recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van zijn vaste loon en zonder rekening te houden met de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij dat verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is ? - zijn situatie zo niet identiek, dan toch vergelijkbaar is met die van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst wordt geschorst in geval van een deeltijdse werkhervatting met toestemming van de werkgever en van de adviserend arts van het ziekenfonds en/of in geval van deeltijds verlof voor het verlenen van palliatieve zorg, die in die gevallen recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het loon dat daadwerkelijk aan de werknemer verschuldigd was vóór de gedeeltelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst, waarbij het Grondwettelijk Hof in zijn arresten nr.164/2013 van 5 december 2013 en nr. 89/2009 van 28 mei 2009 heeft onderstreept dat, in die gevallen, de schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt opgelegd aan de werknemer, zoals dat het geval is voor een werknemer die de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst moet ondergaan wegens overmacht ten gevolge van COVID 19, waarbij dat verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7887 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^