Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 17 oktober 2022

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij twee vonnissen van 6 september 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 15 september 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oo « 1° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, in de interpretatie (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022205949
pub.
17/10/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten a. Bij twee vonnissen van 6 september 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 15 september 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, in de interpretatie volgens welke uit die bepalingen zou kunnen worden afgeleid dat de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering voor de bekendmaking van een gemeentelijk reglement de aantekening is in het speciale register dat door de algemeen directeur wordt bijgehouden, de artikelen 10, 11, 33, 170, 172 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 105, 108, 159, 162 en 190 van de Grondwet en met de beginselen van wettigheid en rechtszekerheid, in zoverre zij zowel de gemeentelijke overheid in haar hoedanigheid van auteur van zulk een reglement als alle personen die aan zulk een reglement kunnen worden onderworpen, de waarborg ontzeggen van het optreden van een beraadslagende wetgevende vergadering, te weten de wetgever zoals is bepaald in artikel 190 van de Grondwet, voor het bepalen van het bewijs van die bekendmaking, en bijgevolg voor het bepalen van een essentieel element met betrekking tot het verbindende karakter van wetten, besluiten en verordeningen en, in het geval van een gemeentelijk belastingreglement, met betrekking tot de hoedanigheid van belastingschuldige, terwijl aan de auteurs van de andere types van normen (wetten, besluiten of verordeningen van algemeen of provinciaal bestuur), bedoeld in artikel 190 van de Grondwet, en aan alle personen die aan zulke normen kunnen worden onderworpen, die waarborg niet wordt ontzegd ? 2° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement (en dit bewijs dus niet kan worden geleverd aan de hand van enig ander bewijsmiddel, zoals bv.een informaticabewijs), de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 ervan, in zoverre, in tegenstelling tot de wetskrachtige normen en reglementaire bestuurshandelingen die door andere overheden worden aangenomen, het feit of de gemeentelijke reglementen bindende kracht krijgen niet alleen afhangt van de bekendmaking ervan (in casu door middel van een publicatie op de website) maar ook van de vermelding van die bekendmaking in het register van de bekendmakingen van de reglementen en verordeningen van de gemeentelijke overheden ? 3° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet (en in het bijzonder de vereiste van een redelijk verband van evenredigheid tussen de aangewende middelen en de beoogde doelstelling), in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement in deze interpretatie niet zou kunnen worden bewezen aan de hand van een informaticabewijs (bv.een schermafdruk van de back-office van de gemeentelijke website), terwijl de voorlegging van een informaticabewijs minstens dezelfde (of zelfs meer) objectieve garanties biedt voor wat betreft het bewijs van het feit en de datum van de bekendmaking ? ». b. Bij drie vonnissen van 6 september 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 15 september 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1° Schenden de artikelen 186 en 187 van het Gemeentedecreet, in de interpretatie volgens welke uit die bepalingen zou kunnen worden afgeleid dat de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering voor de bekendmaking van een gemeentelijk reglement de aantekening is in het speciale register dat door de gemeentesecretaris wordt bijgehouden, de artikelen 10, 11, 33, 170, 172 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 105, 108, 159, 162 en 190 van de Grondwet en met de beginselen van wettigheid en rechtszekerheid, in zoverre zij zowel de gemeentelijke overheid in haar hoedanigheid van auteur van zulk een reglement als alle personen die aan zulk een reglement kunnen worden onderworpen, de waarborg ontzeggen van het optreden van een beraadslagende wetgevende vergadering, te weten de wetgever zoals is bepaald in artikel 190 van de Grondwet, voor het bepalen van het bewijs van die bekendmaking, en bijgevolg voor het bepalen van een essentieel element met betrekking tot het verbindende karakter van wetten, besluiten en verordeningen en, in het geval van een gemeentelijk belastingreglement, met betrekking tot de hoedanigheid van belastingschuldige, terwijl aan de auteurs van de andere types van normen (wetten, besluiten of verordeningen van algemeen of provinciaal bestuur), bedoeld in artikel 190 van de Grondwet, en aan alle personen die aan zulke normen kunnen worden onderworpen, die waarborg niet wordt ontzegd ? 2° Schenden de artikelen 186 en 187 van het Gemeentedecreet, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 187 van het Gemeentedecreet voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement (en dit bewijs dus niet kan worden geleverd aan de hand van enig ander bewijsmiddel, zoals bv.een informaticabewijs), de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 ervan, in zoverre, in tegenstelling tot de wetskrachtige normen en reglementaire bestuurshandelingen die door andere overheden worden aangenomen, het feit of de gemeentelijke reglementen bindende kracht krijgen niet alleen afhangt van de bekendmaking ervan (in casu door middel van een publicatie op de website) maar ook van de vermelding van die bekendmaking in het register van de bekendmakingen van de reglementen en verordeningen van de gemeentelijke overheden ? 3° Schenden de artikelen 186 en 187 van het Gemeentedecreet, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 187 van het Gemeentedecreet voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet (en in het bijzonder de vereiste van een redelijk verband van evenredigheid tussen de aangewende middelen en de beoogde doelstelling), in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement in deze interpretatie niet zou kunnen worden bewezen aan de hand van een informaticabewijs (dat in voorkomend geval voorrang kan krijgen op een onzorgvuldig of niet-ingevuld register), terwijl de voorlegging van een informaticabewijs minstens dezelfde (of zelfs meer) objectieve garanties biedt voor wat betreft het bewijs van het feit en de datum van de bekendmaking ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7860, 7861, 7862, 7863 en 7864 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, F. Meersschaut

^