gepubliceerd op 18 september 2019
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 19 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 juli 2019, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de « Schendt artikel 1717, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwe(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 19 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 juli 2019, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1717, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het een vervaltermijn invoert die het een partij bij een arbitrageprocedure niet langer mogelijk maakt de uitspraak opnieuw in het geding te brengen wanneer zij meer dan drie maanden na de mededeling ervan ontdekt dat die uitspraak door bedrog is verkregen, terwijl, krachtens de artikelen 1132 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, een partij bij een gerechtelijke procedure beschikt over een termijn van zes maanden vanaf het ontdekken van het bedrog om een verzoek tot herroeping van het gewijsde in te stellen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7232 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux