gepubliceerd op 08 augustus 2019
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 mei 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2019, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Nam « Schenden de artikelen 11 en 12 (overgangsbepalingen) van de wet van 8 mei 2014 niet inzonderheid (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 mei 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2019, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 11 en 12 (overgangsbepalingen) van de wet van 8 mei 2014 niet inzonderheid de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, alsook artikel 8 van het EVRM, aangezien zij de kinderen die geboren zijn vóór de inwerkingtreding ervan en van wie de afstamming van vaderszijde na de inwerkingtreding ervan komt vast te staan, verschillend behandelen naargelang zij minderjarig of meerderjarig zijn, doordat alleen de eerstgenoemden over de mogelijkheid beschikken om een dubbele familienaam te dragen, en dus vanuit het oogpunt van de familienaam een discriminatie doen ontstaan ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7218 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux