gepubliceerd op 15 april 2019
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 21 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 maart 2019, heeft de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antw « Schendt artikel III.26, § 2 [van het Wetboek van economisch recht] de artikelen 10 en 11 van(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 21 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 maart 2019, heeft de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel III.26, § 2 [van het Wetboek van economisch recht] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het bepaalt dat de onontvankelijkheid die het instelt gedekt is indien ze niet door de verwerende partij(en) voor elke andere exceptie of verweermiddel wordt ingeroepen en dit zou impliceren dat de rechter deze ontvankelijkheid [lees : onontvankelijkheid] die ingegeven is als sanctiemechanisme voor het niet-naleven van fiscaal- en sociaalrechtelijke controlemogelijkheden niet ambtshalve zou mogen opwerpen, terwijl verwerende partijen tegen wie een vordering is gericht die omwille van een andere reden van openbare orde onontvankelijk zou moeten worden verklaard wel het voordeel kunnen genieten dat de rechter deze onontvankelijkheid ambtshalve kan opwerpen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7133 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut