gepubliceerd op 06 maart 2019
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 11 januari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 januari 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik « Schendt artikel 317 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 11 januari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 januari 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 317 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het noch in de toestemming van de moeder en van het kind ouder dan twaalf jaar, noch in enige toetsing van het belang van het kind - zelfs indien de inwerkingstelling ervan niet tijdig wordt gevorderd - voorziet wanneer het vaderschap wordt vastgesteld door het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot van de moeder, terwijl de wet bij de andere wijzen van vaststelling in die toetsing voorziet ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7103 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux