Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 28 februari 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 december 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 december 2018, heeft de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank v « 1. Schenden de artikelen 47, 2° en 54 Decreet Integrale Jeugdhulp in samenhang gelezen met de art(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019200874
pub.
28/02/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 14 december 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 december 2018, heeft de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 47, 2° en 54 Decreet Integrale Jeugdhulp in samenhang gelezen met de artikelen 51, lid 1 Decreet Integrale Jeugdhulp en de artikelen 52ter, lid 1 en 2; 54, lid 1; 52ter, lid 6 en 59 van de Jeugdwet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en artikel 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre artikel 54 Decreet Integrale Jeugdhulp in het geval van organisatie van vrijwillige jeugdhulp niet in een tegensprekelijk debat voorziet waarbij de minderjarige gehoord wordt, al dan niet vertegenwoordigd door zijn raadsman en niet in de mogelijkheid van hoger beroep voorziet voor de betrokken partijen en er aldus geen toegang tot de rechter gegarandeerd wordt, terwijl deze mogelijkheid wel voorzien is voor een minderjarige wiens zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig is overeenkomstig artikel 47, 1° Jeugdwet en waar de artikelen 51, lid 1 Decreet Integrale Jeugdhulp en de artikelen 52ter, lid 1 en 2; 54, lid 1; 52ter, lid 6 en 59 Jeugdwet wel van toepassing zijn, terwijl zowel in de hoogdringende verontrustende leefsituatie (artikel 47, 2° Decreet Integrale Jeugdhulp) en de gewone verontrustende leefsituatie (artikel 47, 1° Decreet Integrale Jeugdhulp) een maatregel kan worden ingetrokken omdat er vrijwillige jeugdhulpverlening kan georganiseerd worden ? 2. Schenden de artikelen 47, 2° en 54 Decreet Integrale Jeugdhulp in samenhang gelezen met de artikelen 51, lid 1 Decreet Integrale Jeugdhulp en de artikelen 52, lid 1 en 2;54, lid 1; 52ter, lid 6 en 59 van de Jeugdwet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en artikel 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre artikel 54 Decreet Integrale Jeugdhulp wanneer er een hoogdringende verontrustende leefsituatie aanhangig is bij de jeugdrechtbank in de zin van artikel 47, 2° Decreet Integrale Jeugdhulp aan de sociale dienst een discretionair beslissende bevoegdheid verleent en de jeugdrechter hierdoor decretaal verplicht wordt om zonder enige vorm van (marginale) toetsing, zoals het belang van het kind of de openbare orde, een gerechtelijke beslissing te nemen waarbij er geen voorafgaandelijk tegensprekelijk debat wordt georganiseerd en aldus geen toegang tot de rechter wordt gegarandeerd, terwijl de sociale dienst wanneer een zaak aanhangig is bij de jeugdrechtbank overeenkomstig artikel 47, 1° Decreet Integrale Jeugdhulp, over een louter adviserende functie beschikt en waarbij er wel een tegensprekelijk debat wordt georganiseerd met alle betrokkenen alvorens er door de jeugdrechter een gerechtelijke beslissing wordt genomen en het recht op toegang tot de rechter wel wordt gegarandeerd ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7082 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^