gepubliceerd op 04 januari 2019
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 5 november 2018 in zake Philippe Tillière en Marie-Michèle Martin tegen het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen , waar(...) « 1. Schenden artikel 9, § 1, [eerste lid,] 1°, c) en 2°, en artikel 9, § 1, laatste lid,(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 5 november 2018 in zake Philippe Tillière en    Marie-Michèle Martin tegen het Rijksinstituut voor de sociale    verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ), waarvan de expeditie ter    griffie van het Hof is ingekomen op 20 november 2018, heeft de    Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Dinant, de volgende prejudiciële    vragen gesteld :    « 1. Schenden artikel 9, § 1, [eerste lid,] 1°, c) en 2°, en artikel    9, § 1, laatste lid, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november    1967, al dan niet onderling in samenhang gelezen, in samenhang met    artikel 79 van de wet 21 mei 1991 zoals gewijzigd bij artikel 60 van    de 
wet van 21 mei 1991Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					21/05/1991
				
				
					pub. 
					13/07/2012
				
				
					numac 
					2012203809
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Wet tot vaststelling van een zeker verband tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht. - Officieuze coördinatie in het Duits 
				
			
		
	sluiten [lees : 3 februari 2003], de artikelen 10, 11    en 28 van de Grondwet in zoverre zij de gerechtigden van een    zelfstandigenpensioen niet de mogelijkheid bieden om een pensioen    tegen het gezinstarief te blijven ontvangen wanneer hun echtgenoot een    Belgisch overheidspensioen ontvangt van een jaarlijks bedrag dat lager    is dan het verschil tussen het pensioenbedrag tegen het gezinstarief    en het pensioenbedrag tegen het tarief voor alleenstaanden, waarvan de    echtgenoot niet kan afzien, terwijl de gerechtigde van een    werknemerspensioen in dezelfde omstandigheden (aanwezigheid van een    echtgenoot die een klein overheidspensioen geniet waarvan die    echtgenoot niet kan afzien) een pensioen tegen het gezinstarief zal    ontvangen waarop het bedrag van het overheidspensioen in mindering is    gebracht en terwijl de mogelijkheid van afstand wel bestaat voor de    gerechtigde van een werknemerspensioen en zelfstandigenpensioen (en    voor hun [lees : zijn] echtgenoot) maar daarentegen uitgesloten is    voor een persoon die een overheidspensioen geniet ? 2. Schenden artikel 9, § 1, [eerste lid,] 1°, c) en 2°, en artikel 9,    § 1, laatste lid, van het koninklijk besluit nr.72 van 10 november    1967, al dan niet onderling in samenhang gelezen, in samenhang met    artikel 79 van de wet 21 mei 1991 zoals gewijzigd bij artikel 60 van    de 
wet van 21 mei 1991Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					21/05/1991
				
				
					pub. 
					13/07/2012
				
				
					numac 
					2012203809
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Wet tot vaststelling van een zeker verband tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht. - Officieuze coördinatie in het Duits 
				
			
		
	sluiten [lees : 3 februari 2003], de artikelen 10, 11    en 28 van de Grondwet in zoverre zij de gerechtigden van een    zelfstandigenpensioen niet de mogelijkheid bieden om een pensioen    tegen het gezinstarief te blijven genieten waarop het voordeel dat de    echtgenoot geniet in mindering is gebracht wanneer hun echtgenoot een    Belgisch overheidspensioen ontvangt van een jaarlijks bedrag dat lager    is dan het verschil tussen het pensioenbedrag tegen het gezinstarief    en het pensioenbedrag tegen het tarief voor alleenstaanden, waarvan    die echtgenoot niet kan afzien terwijl artikel 9, § 1, laatste lid    voorziet in het recht op het behoud van een pensioen tegen het    gezinstarief waarop het voordeel van de echtgenoot die, krachtens een    buitenlandse wetgeving, een rust- of overlevingspensioen geniet    waarvan hij niet kan afzien, in mindering is gebracht ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7046 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux