gepubliceerd op 19 december 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 7 november 2018 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Fosses-la-Ville tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de « Assoc « - Schendt artikel 20 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 7 november 2018 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Fosses-la-Ville tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de « Association Intercommunale de Santé de la Basse-Sambre », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 november 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schendt artikel 20 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de regel van de niet-retroactiviteit van de wetten die onder meer in artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek is geformuleerd en met het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van gewettigd vertrouwen, in zoverre het een onverantwoord onderscheid teweegbrengt tussen, enerzijds, de geresponsabiliseerde werkgevers die zijn gestopt met het tewerkstellen van een of meerdere personeelsleden vóór de inwerkingtreding van die bepaling en, anderzijds, de geresponsabiliseerde werkgevers die zijn gestopt met het tewerkstellen van personeel na de inwerkingtreding ervan, doordat het aan de eerstgenoemden de betaling oplegt van responsabiliseringsbijdragen die voortvloeien uit keuzes die lang vóór het aannemen en de inwerkingtreding van die wet definitief zijn gemaakt ? - Schendt artikel 20 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens door het eigendomsrecht van de geresponsabiliseerde werkgevers op onevenredige wijze aan te tasten ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7049 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux