gepubliceerd op 05 juli 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 mei 2018 in zake M.G. tegen N.V. en R.G., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 mei 2018, heeft de Rechtbank van eerste aan « Schendt artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek artikel 22bis van de Grondwet, al dan niet in s(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 mei 2018 in zake M.G. tegen N.V. en R.G., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 mei 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Doornik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek artikel 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de verjaringstermijn van de vordering van het kind inzake het onderzoek naar het vaderschap (artikel 332 van hetzelfde Wetboek) vaststelt op 30 jaar (waarbij de termijn wordt geschorst tijdens de minderjarigheid van het kind), waardoor het kind aldus verbiedt zowel zijn biologische oorsprong als zijn afstamming van vaderszijde te kennen, terwijl het kind, inzake de betwisting van het vaderschap, voortaan in rechte kan treden zonder nog enig beletsel van verjaring van zijn vordering ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6928 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux