Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 13 juni 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 19 april 2018 in zake Vincent Bodart en Françoise Léonard tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 apr « Schendt artikel 346 van het WIB 1992, geïnterpreteerd in die zin dat het de opmerkingen die door (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018203008
pub.
13/06/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 19 april 2018 in zake Vincent Bodart en Françoise Léonard tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 april 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 346 van het WIB 1992, geïnterpreteerd in die zin dat het de opmerkingen die door de belastingplichtige zijn geformuleerd, ter staving van zijn niet-instemming met het bericht van wijziging, bij een aangetekende brief die aan de postdiensten werd overhandigd vóór het verstrijken van de termijn van een maand te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de dag van verzending van dat bericht maar die pas na het verstrijken van die termijn bij de belastingdiensten is ingekomen, als niet-tijdig beschouwt, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van rechtszekerheid en inachtneming van de rechten van de verdediging en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en, in voorkomend geval, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, wanneer de wijziging betrekking heeft op belastingverhogingen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6913 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^