gepubliceerd op 12 februari 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnissen van 14 december 2017 in zake de nv « S.Z.D. » tegen Rmah Abd-Alhafeez en Toufic Abdul Razzaq, enerzijds, en Haith Sami Abdulameer Al-Tobchee, anderzijds « Schendt artikel III.26 WER de artikelen 10 en 11 van de grondwet in zo verre het enkel bepaalt da(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnissen van 14 december 2017 in zake de nv « S.Z.D. » tegen Rmah Abd-Alhafeez en Toufic Abdul Razzaq, enerzijds, en Haith Sami Abdulameer Al-Tobchee, anderzijds, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 21 en 22 december 2017, heeft de Vrederechter van het negende kanton Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel III.26 WER de artikelen 10 en 11 van de grondwet in zo verre het enkel bepaalt dat, om een ontvankelijke rechtsvordering in te leiden, ' elk op verzoek van een handels- of ambachtsonderneming betekend deurwaardersexploot steeds het ondernemingsnummer [vermeldt] ', terwijl er ook andere wijzen van inleiding van een rechtsvordering bestaan, waaronder, maar niet beperkt daartoe, het verzoekschrift op tegenspraak of het eenzijdig verzoekschrift waarvoor de genoemde verplichting dan niet zou bestaan ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6797 en 6800 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, F. Meersschaut