Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 05 februari 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 4 december 2017 in zake J.R. tegen G.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 december 2017, heeft de familierechtbank van de a) « Schendt artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek niet in het bijzonder de artikelen 10 en 11 va(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018200505
pub.
05/02/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 4 december 2017 in zake J.R. tegen G.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 december 2017, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : a) « Schendt artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek niet in het bijzonder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wettelijke bepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre, enerzijds, indien de wettelijk samenwonenden zich vóór de beëindiging van hun samenwoning tot de familierechtbank wenden, de maatregelen die zouden worden genomen, (behalve indien zij de kinderen betreffen) op de dag van die beëindiging van rechtswege een einde zullen nemen, en zelfs vroeger indien de rechter aldus beslist, en, anderzijds, indien de wettelijk samenwonenden zich na de beëindiging van hun samenwoning tot de familierechtbank wenden, de maatregelen die zouden worden genomen, (behalve indien zij de kinderen betreffen) een jaar later van rechtswege een einde zullen nemen, en zelfs vroeger indien de rechter aldus beslist, terwijl die beperkingen in de tijd geenszins bestaan ten aanzien van de maatregelen die dezelfde familierechtbank neemt met betrekking tot gehuwde koppels, en zelfs met betrekking tot feitelijk samenwonenden ? »;b) « Schendt artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek niet in het bijzonder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wettelijke bepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en inzonderheid artikel 6, in zoverre het vereist dat wanneer de wettelijke samenwoning is verbroken, men zich binnen drie maanden na de beëindiging ervan tot de familierechtbank wendt, waarbij zulks in het bijzonder de facto een ongeoorloofde en onevenredige belemmering vormt van het recht op toegang tot een rechter, terwijl die beperking in de tijd geenszins bestaat ten aanzien van de maatregelen die dezelfde familierechtbank neemt met betrekking tot gehuwde koppels, en zelfs met betrekking tot feitelijk samenwonenden ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6789 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^