gepubliceerd op 22 december 2017
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 november 2017 in zake het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds tegen de stad Hoei en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is in « Schendt artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, in zoverre het al(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 15 november 2017 in zake het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds tegen de stad Hoei en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 november 2017, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, in zoverre het algemene rechtsbeginsel van het gezag van gewijsde in strafzaken over burgerlijke zaken erin is vastgelegd, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met het beginsel van de wapengelijkheid, doordat het tot gevolg heeft dat de partij die tijdens een strafproces is veroordeeld en die vervolgens is opgeroepen voor de burgerlijke rechter, niet het bewijs van de ontstentenis van een misdrijf kan genieten dat in diezelfde burgerlijke zaak door een derde bij het strafproces is geleverd ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6776 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux