Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 15 december 2016

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 november 2016 in zake D.H. tegen M.P. en E. V.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 november 2016, heeft de familie- en « Schendt artikel 318 § 2 2de lid van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016206153
pub.
15/12/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 3 november 2016 in zake D.H. tegen M.P. en E. V.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 november 2016, heeft de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 318 § 2 2de lid van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet en de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre die bepaling het de bloedverwanten van een echtgenoot onmogelijk maakt om op te komen tegen de juridische afstamming van een kind van deze echtgenoot, gelet op het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar na zijn overlijden of één jaar na de geboorte, daar waar de vervaltermijn van één jaar in hoofde van de echtgenoot pas begint te lopen na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader is van het kind, nu : - het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot niet overeenstemt met de socio-affectieve werkelijkheid, - geen der partijen aanvankelijk het verstrijken van de vervaltermijn had ingeroepen en zich verzette tegen de betwisting van het vaderschap van de echtgenoot ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6541 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^