gepubliceerd op 30 november 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 oktober 2016 in zake Marika Van Gysegem tegen de cva « O.V.D. Invest », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 oktober 2016 « Schendt artikel 28 van de Handelshuurwet, in de interpretatie dat het niet van toepassing is op d(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 25 oktober 2016 in zake Marika Van Gysegem tegen de cva « O.V.D. Invest », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 oktober 2016, heeft de Vrederechter van het eerste kanton Oostende de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 28 van de Handelshuurwet, in de interpretatie dat het niet van toepassing is op de rechtsvordering tot betaling van de vergoeding conform artikel 3 § 2 lid 4 van de Woninghuurwet die de verhuurder verschuldigd is zo hij een woninghuurovereenkomst opzegt met toepassing van artikel 3 § 2 lid 1 van de Woninghuurwet doch hij het goed niet werkelijk en doorlopend betrekt binnen de termijn en voorwaarden zoals bepaald in artikel 3 § 2 lid 3 van de Woninghuurwet, het grondwettelijk gelijkheids- en non discriminatiebeginsel, vervat in de artikelen 10 en 11 van de grondwet, waar dit artikel bepaalt dat de handelshuurder zijn rechtsvordering tot het betalen van een vergoeding wegens uitzetting op grond van de artikelen 16.I.1° juncto 25, 3° van de Handelshuurwet, moet instellen binnen een jaar te rekenen vanaf het feit waarop de vordering gegrond is, terwijl de Woninghuurwet geen termijn voorziet in een analoge situatie ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6530 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut