gepubliceerd op 25 februari 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 januari 2016 in zake B.L. tegen S.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aan « Schendt artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 januari 2016 in zake B.L. tegen S.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en in het bijzonder artikel 10, derde lid, en artikel 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, - in zoverre het niet toestaat dat het kind de naam van de moeder of de naam van de vader en die van de moeder draagt wanneer de afstamming van vaderszijde en de afstamming van moederszijde tegelijkertijd vaststaan en de vader het niet eens is met de toekenning van de naam van de moeder of van de naam van beide ouders; - in zoverre het in geen enkele toetsing van het belang van het kind bij de naamgeving voorziet ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6342 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux