Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 18 januari 2016

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij vonnis van 9 november 2015 in zake Cédric Sacré en Julie Andernack tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 no « 1. Schendt artikel 171, 6°, [tweede streepje,] van het WIB 1992, zoals geïnterpreteerd door de Be(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016200117
pub.
18/01/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten a. Bij vonnis van 9 november 2015 in zake Cédric Sacré en Julie Andernack tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 november 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1.Schendt artikel 171, 6°, [tweede streepje,] van het WIB 1992, zoals geïnterpreteerd door de Belgische Staat, FOD Financiën, Administratie der directe belastingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre : - de achterstallige erelonen die in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand zijn geïnd en betrekking hebben op prestaties die gedurende een periode van meer dan twaalf maanden door advocaten-stagiairs zijn verricht (' de pro-Deovergoedingen '), het stelsel van afzonderlijke belasting genieten; - de achterstallige erelonen die in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand zijn geïnd en betrekking hebben op prestaties die gedurende een periode van meer dan twaalf maanden zijn verricht door advocaten die hun stage hebben beëindigd en zijn ingeschreven op de lijst van de advocaten bij de balie waarvan zij afhangen, voor prestaties die daadwerkelijk zijn verricht terwijl zij nog op de lijst van de stagiairs waren ingeschreven, het stelsel van afzonderlijke belasting genieten; - de achterstallige erelonen die in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand zijn geïnd en betrekking hebben op prestaties die gedurende een periode van meer dan twaalf maanden zijn verricht door advocaten die hun stage hebben beëindigd en zijn ingeschreven op de lijst van de advocaten bij de balie waarvan zij afhangen, het stelsel van afzonderlijke belasting niet genieten ? 2. Schendt artikel 171, 6°, [tweede streepje,] van het WIB 1992, zoals geïnterpreteerd door de Belgische Staat, FOD Financiën, Administratie der directe belastingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre : - de achterstallige erelonen die door beoefenaars van vrije beroepen zijn geïnd, door de Belgische Staat zijn gestort en betrekking hebben op prestaties die gedurende een periode van meer dan twaalf maanden zijn verricht, het stelsel van afzonderlijke belasting genieten, terwijl de voorschotregeling mogelijk is; - de achterstallige erelonen die in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand zijn geïnd, door de Belgische Staat zijn gestort en betrekking hebben op prestaties die gedurende een periode van meer dan twaalf maanden door advocaten zijn verricht, het stelsel van afzonderlijke belasting niet genieten, terwijl de voorschotregeling niet mogelijk is ? ». b. Bij vonnis van 29 juni 2015 in zake David Straet tegen de Belgische staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 december 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt de bepaling van het tweede streepje van het punt 6° van artikel 171 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, geïnterpreteerd in die zin dat zij het voordeel van de belasting, tegen de aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten, van de baten vermeld in artikel 23, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, die betrekking hebben op gedurende een periode van meer dan twaalf maanden geleverde diensten en die door toedoen van de overheid niet betaald zijn in het jaar van de prestaties maar in eenmaal worden vergoed, en zulks uitsluitend voor het evenredige deel dat een vergoeding van twaalf maanden prestaties overtreft, voorbehoudt aan uitsluitend de baten waarvan de niet-tijdige betaling te wijten is aan een fout of een nalatigheid van de overheid, de artikelen 10, 11, 23, derde lid, 2°, en 172 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met de artikelen 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en/of 7 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6304 en 6308 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^