gepubliceerd op 27 mei 2015
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 21 april 2015 in zake Mesut Turan, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 april 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te « 1) Schendt artikel 1, 4°, in samenhang gelezen met de artikelen 1, 8°, 1, 9°, en 15, § 3, va(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 21 april 2015 in zake Mesut Turan, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 april 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Eupen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1) Schendt artikel 1, 4°, in samenhang gelezen met de artikelen 1, 8°, 1, 9°, en 15, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en houdt dit een ongelijke behandeling in van de kandidaten voor toekenning van de Belgische nationaliteit, doordat de sociale fraude op algemene wijze als inbreuk op de sociale wetgeving wordt gedefinieerd en voor de fiscale fraude de inbreuk moet worden begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden ? 2) Schendt artikel 1, 4°, in samenhang gelezen met de artikelen 1, 8°, 1, 9°, en 15, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer die bepalingen in die zin worden geïnterpreteerd dat bij een veroordeling op grond van een inbreuk op de sociale wetgeving aan de rechter geen beoordelingsvrijheid wordt gelaten om te oordelen of de feiten die aan de strafrechtelijke veroordeling ten grondslag liggen, al dan niet dienen te worden aangemerkt als gewichtige feiten eigen aan de persoon ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6192 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut