gepubliceerd op 08 augustus 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 19 juni 2014 in zake P. D.V. tegen B.B. en Mr. Caroline Talloen in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over Y. D.V., waarvan de expeditie ter griffie va « Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 19 juni 2014 in zake P. D.V. tegen B.B. en Mr. Caroline Talloen in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over Y. D.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juni 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de vordering tot betwisting van de erkenning van het vaderschap door de man die het kind heeft erkend, niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene die het heeft erkend ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 5944 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 5888.
De griffier, F. Meersschaut