gepubliceerd op 12 november 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 oktober 2013 in zake Amélie d'Arras d'Haudrecy tegen de Rijksdienst voor Pensioenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 1. « Schenden de artikelen 16 en 17 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffen(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 3 oktober 2013 in zake Amélie d'Arras d'Haudrecy tegen de Rijksdienst voor Pensioenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 oktober 2013, heeft de Arbeidsrechtbank te Namen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 16 en 17 van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol en met artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij de wettelijk samenwonende van wie de partner is overleden, die sedert ten minste één jaar door een verklaring van wettelijke samenwoning was verbonden op het ogenblik dat de werknemer is overleden, van het voordeel van het overlevingspensioen uitsluiten, terwijl de langstlevende echtgenoot wiens huwelijk sedert ten minste één jaar was gesloten op het ogenblik dat zijn echtgenoot is overleden, aanspraak kan maken op een overlevingspensioen ? »; 2. « Schenden de artikelen 16 en 17 van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers de artikelen 16 en 23, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol en met artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij voor de wettelijk samenwonende van wie de partner is overleden en die de hoedanigheid van werknemer had en als dusdanig bijdragen had betaald op het ogenblik van het overlijden, het voordeel van een overlevingspensioen niet waarborgen, terwijl het recht op sociale zekerheid, waartoe het overlevingspensioen behoort, bij het voormelde artikel 23 aan eenieder wordt gewaarborgd en terwijl dat recht een patrimoniaal belang in de zin van artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden doet ontstaan ? »; 3. « Schenden de artikelen 16 en 17 van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol en met artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij de wettelijk samenwonende partner die een kind heeft dat uit de samenwoning is geboren, van het voordeel van het overlevingspensioen uitsluiten en dat recht voorbehouden aan de gehuwde partner die een kind heeft dat uit het huwelijk is geboren, terwijl het beschermde risico het overleven van de partner en van de kinderen omvat en terwijl de verplichtingen ten aanzien van de kinderen identiek zijn, ongeacht de juridische aard van de verbintenis ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5724 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux