gepubliceerd op 11 oktober 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 september 2013 in zake T.G. tegen S.W. en Mr. Kim Van Tilborg, advocaat, handelend in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over het minderjarige kind « Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, tweede zin van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van d(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 12 september 2013 in zake T.G. tegen S.W. en Mr. Kim Van Tilborg, advocaat, handelend in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over het minderjarige kind N.G., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 september 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, tweede zin van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM, in zoverre de vordering tot betwisting van de vaderlijke erkenning uitgaande van de man die het kind erkend heeft (zijnde de erkenner) niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de erkenner ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5716 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut