gepubliceerd op 10 april 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 februari 2013 in zake Dietmar Duchâteau tegen Olivier Domb en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 maart 2013, h « Schendt artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 14 februari 2013 in zake Dietmar Duchâteau tegen Olivier Domb en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 maart 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin geïnterpreteerd dat het een rechtzoekende, partij bij een arbitrageprocedure in Brussel, in het Frans, die het Nederlands niet beheerst en ten aanzien van wie de arbiter, wiens woonplaats in het Nederlandse taalgebied is gelegen, maar die afhangt van een arbitragekamer waarvan de zetel zich in Brussel bevindt en waar hij zijn hoorzittingen houdt, op grond van artikel 4, § 1, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 ertoe gehouden is voor alle procedurehandelingen en voor alle debatten het Frans te gebruiken, ertoe verplicht de tegen die arbiter ingestelde gerechtelijke procedure tot wraking, die slechts incidenteel is in de lopende arbitrageprocedure en is geregeld bij artikel 1691 van het Gerechtelijk Wetboek, in het Nederlands in te stellen en voort te zetten, zonder te kunnen verzoeken om de taal te wijzigen, terwijl de verwerende rechtzoekenden in het kader van de gerechtelijke procedure, in tegenstelling tot de eisers, het recht hebben om te verzoeken dat de procedure in een andere taal wordt voorgezet, en terwijl de rechten van verweer van de rechtzoekende, doordat die laatste ertoe wordt gedwongen de procedure tot wraking voort te zetten in het Nederlands, dat hij niet beheerst, worden geschonden, en terwijl de arbiter, door de procedure op tussengeschil die de wraking vormt, te willen voortzetten in het Nederlands, de voorschriften schendt van het derde lid van artikel 4 van de wet van 15 juni 1935, daar de debatten worden gevoerd en de akten opgesteld in een andere taal dan die van de akte tot inleiding van de arbitrage ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5601 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux