gepubliceerd op 08 maart 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 januari 2013 in zake I.S. tegen H.D. en Mr. Vicky De Mey, in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over H.D. en R.D., en tegen E. V.R., waarvan de exp « Schendt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondw(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 14 januari 2013 in zake I.S. tegen H.D. en Mr. Vicky De Mey, in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over H.D. en R.D., en tegen E. V.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 januari 2013, heeft de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet en de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre die bepaling het [I.S.] onmogelijk maakt om op te komen tegen de juridische afstamming van zijn biologische kinderen [H.D. en R.D.] ten aanzien van [E. V.R.] en dit zonder dat enig concreet en daadwerkelijk belang een dergelijke inmenging kan verantwoorden nu het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot niet zou overeenstemmen met de socio-affectieve werkelijkheid ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5565 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut