Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 06 november 2012

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij beschikking van 28 september 2012 in zake de nv « BRB-Services » tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ing « Schendt artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969, in samenhang gelezen met artikel 30 van de wet(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2012206195
pub.
06/11/2012
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij beschikking van 28 september 2012 in zake de nv « BRB-Services » tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 oktober 2012, heeft de voorzitster van de Rechtbank van Koophandel te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969, in samenhang gelezen met artikel 30 van de wet van 31 januari 2009, niet het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie zoals vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin dat het de RSZ, nochtans gewone schuldeiser in de opschorting, toestaat om gedurende de voorlopige opschorting bij voorrang en automatisch te worden betaald, terwijl de uitvoeringsmogelijkheden van de andere schuldeisers in de opschorting, met inbegrip van de buitengewone schuldeisers in de opschorting, binnen die periode strikt worden opgeschort ? ».

Met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof werd in die zaak de bij artikel 87, § 1, van dezelfde bijzondere wet bepaalde termijn voor het indienen van een memorie verkort tot vijftien dagen.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5494 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^