gepubliceerd op 22 mei 2012
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 maart 2012 in zake Edip Bicen tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Herstal, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is « Schendt artikel 57, § 2, van de wet van 8 juli 1976, aldus geïnterpreteerd dat het de person(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 15 maart 2012 in zake Edip Bicen tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Herstal, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 maart 2012, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 57, § 2, van de wet van 8 juli 1976, aldus geïnterpreteerd dat het de personen die een aanvraag van subsidiaire bescherming wegens medische redenen hebben ingediend overeenkomstig artikel 9ter van de wet van 15 december 1980, maar aan wie die maatregel door de Dienst Vreemdelingenzaken werd geweigerd, niet toelaat elke vorm van maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van de dringende medische hulp, te genieten tijdens de duur van het onderzoek van hun beroep door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, terwijl de aanvragers van subsidiaire bescherming wegens een situatie van veralgemeend geweld in het land van herkomst of van gewoonlijk verblijf, overeenkomstig artikel 48/4 van de wet van 15 december 1980, aan wie een dergelijk statuut door de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen werd geweigerd, de maatschappelijke dienstverlening blijven genieten tijdens de duur van het onderzoek van hun beroep door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten de mens ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5370 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.