gepubliceerd op 10 februari 2012
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 20 december 2011 in zake de NV « Tessenderlo Chemie » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 januar « 1. Schendt de bepaling van artikel 53, 6° WIB 92 in die zin uitgelegd dat zij doelt op geldelijke(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 20 december 2011 in zake de NV « Tessenderlo Chemie »    tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof    is ingekomen op 6 januari 2012, heeft de Rechtbank van eerste aanleg    te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schendt de bepaling van artikel 53, 6° WIB 92 in die zin    uitgelegd dat zij doelt op geldelijke sancties op basis van (al dan    niet bijzondere) strafwetgeving, doch niet op administratieve    geldboeten, die hun oorsprong vinden in bepalingen van administratieve    aard, met name boeten opgelegd door de Europese Commissie krachtens    Verordening nr. 1/2003 in het kader van inbreuken begaan op de    artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de    Europese Unie, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de    straffen opgelegd door een strafwet niet en de bedoelde    administratieve sancties wegens inbreuken op de communautaire    mededingingsregels wel kunnen worden afgetrokken van de    beroepsinkomsten van de belastingplichtige ? 2. Schendt de bepaling van artikel 53, 6° WIB 92 in die zin uitgelegd    dat zij doelt op straffen in de zin van artikel 6 van het Verdrag tot    Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele Vrijheden    zonder onderscheid naar gelang zij al dan niet hun oorsprong vinden in    bepalingen van (al dan niet bijzonder) strafrecht naar Belgisch recht    dan wel bepalingen van administratieve aard, met name boeten opgelegd    door de Europese Commissie krachtens Verordening nr.1/2003 in het    kader van inbreuken begaan op de artikelen 101 en 102 van het Verdrag    betreffende de werking van de Europese Unie, de artikelen 10 en 11 van    de Grondwet ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5285 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut.