gepubliceerd op 30 juni 2011
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 april 2011 in zake Dries Vandeputte tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 mei 2011, heeft de R « Schendt artikel 145/24, § 1, vijfde lid, eerste streepje, WIB 1992 (zoals toepasselijk voor (...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 18 april 2011 in zake Dries Vandeputte tegen de    Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is    ingekomen op 20 mei 2011, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te    Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 145/24, § 1, vijfde lid, eerste streepje, WIB 1992    (zoals toepasselijk voor het aanslagjaar 2009) de artikelen 10, 11 en    172 van de Grondwet doordat het tot gevolg heeft dat de eigenaars van    een gemeenschappelijke woning op wier naam een gemeenschappelijke    aanslag wordt gevestigd en die in het belastbaar tijdperk uitgaven    hebben gedaan voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten    van zonne-energie zoals bedoeld in artikel 145/24, § 1, eerste lid,    3°, WIB 1992, waarbij    - minstens een van hen belastbare inkomsten heeft,    - één van hen geen of beperkte belastbare inkomsten heeft waardoor    zijn/haar aandeel in het bedrag van die belastingvermindering    vastgesteld in artikel 145/24, § 1, derde en vierde lid WIB 1992    (aandeel dat gelijk is aan zijn/haar aandeel in het kadastraal inkomen    van de woning) hoger is dan de voor vermindering in aanmerking komende    basisbelasting berekend op zijn/haar inkomen,    - de andere echtgenoot voldoende belastbare inkomsten heeft zodat na    aftrek van haar/zijn aandeel in het bedrag van diezelfde    belastingvermindering (eveneens gelijk aan haar/zijn aandeel in het    kadastraal inkomen van de woning) er nog een saldo aan om te slane    belastingen overschiet,    nooit het volledige bedrag van de belastingvermindering, vastgesteld    in artikel 145/24, § 1, derde en vierde lid WIB 1992 in aftrek kunnen    brengen, terwijl in dezelfde omstandigheden de huurders van een    gemeenschappelijke woning steeds een hoger bedrag aan    belastingvermindering tot zelfs het volledige bedrag van de    belastingvermindering voorzien in artikel 145/24, § 1, derde en vierde    lid WIB 1992 genieten doordat die belastingvermindering    (overeenkomstig artikel 145/24, § 1, vijfde lid, tweede streepje WIB    1992 (zoals toepasselijk voor het aanslagjaar 2009)) evenredig    omgedeeld wordt in functie van het belastbare inkomen van elk der    echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van    beide echtgenoten, wat immers tot gevolg heeft dat het totaal van de    beide basisbedragen van de echtgenoten in aanmerking komt om het    bedrag van de belastingvermindering van af te trekken ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5148 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.