gepubliceerd op 15 maart 2011
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 februari 2011 in zake Laurence Bastin tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 februari 2011, heeft « Schendt artikel 7, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 februari 2011 in zake Laurence Bastin tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 februari 2011, heeft de Arbeidsrechtbank te Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, in zoverre het het begrip 'huishouden' definieert als 'elke samenwoning van twee personen die geen bloed- of aanverwant zijn in de eerste, tweede of derde graad', de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het een verschil in behandeling invoert tussen, enerzijds, een persoon met een handicap die met zijn moeder of grootmoeder samenwoont en aan wie een inkomensvervangende tegemoetkoming van categorie A en een integratietegemoetkoming worden toegekend zonder de inkomsten van de bloedverwant in de opgaande lijn in aanmerking te nemen en, anderzijds, een persoon met een handicap die samenwoont met een dame met wie hij een met de moederband vergelijkbare affectieve band heeft maar die de eerstgenoemde niet kan adopteren wegens een te klein leeftijdsverschil, en aan wie een tegemoetkoming van categorie C wordt toegekend waarbij de inkomsten van de samenwonende in aanmerking worden genomen, met als gevolg dat de tegemoetkoming wordt ingetrokken wegens het in aanmerking nemen van de inkomsten van de samenwonende ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 5106 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 5065.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.