Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 19 augustus 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 juni 2010 in zake Piet Vanhoutte, handelend in zijn hoedanigheid van gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur, tegen Willy Vermeulen, waarvan de expe « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid VCRO het door artikel 16 Grondwet en artikel 1.1 Eerste Aanv(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010204359
pub.
19/08/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 8 juni 2010 in zake Piet Vanhoutte, handelend in zijn hoedanigheid van gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur, tegen Willy Vermeulen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 juni 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid VCRO het door artikel 16 Grondwet en artikel 1.1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM gewaarborgde eigendomsrecht van de door de instandhouding van een illegale constructie benadeelde derde, al dan niet in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door te verhinderen dat de tijdig bij het vonnisgerecht aanhangig gemaakte publieke vordering tot herstel in de oorspronkelijke staat of tot herstel in de legale staat niet langer kan worden ingewilligd indien deze instandhouding op het ogenblik van de uitspraak niet meer strafbaar is gesteld ? 2. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid VCRO het standstill -beginsel vervat in artikel 23 Grondwet door - zonder in de plaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uitgeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid en 6.1.2 VCRO het standstill -beginsel vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het herstellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? 4. Schenden artikel 6.1.1, derde lid en 6.1.1, vierde lid VCRO de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij samen gelezen tot gevolg hebben dat de instandhouder buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied bij wie voor het oprichtingsmisdrif nog een oprichter kan worden vervolgd, de gevolgen van een opgelegde herstelmaatregel kan moeten ondergaan, terwijl eenzelfde instandhouder bij wie voor het oprichtingsmisdrijf niet langer een oprichter kan vervolgd worden, deze gevolgen niet kan moeten ondergaan ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4971 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^