Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 18 augustus 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 2 juni 2010 in zake Y.J. tegen de procureur des Konings, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 juni 2010, heeft de Correctio « Schenden de artikelen 152 en 185 van het Wetboek van strafvordering, die toestaan een verstekvonn(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010204342
pub.
18/08/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 2 juni 2010 in zake Y.J. tegen de procureur des Konings, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 juni 2010, heeft de Correctionele Rechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 152 en 185 van het Wetboek van strafvordering, die toestaan een verstekvonnis uit te spreken dat wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen tegen de beklaagde die niet zal zijn verschenen of niet zal zijn vertegenwoordigd naar aanleiding van een vonnis van persoonlijke verschijning maar was verschenen of was vertegenwoordigd op de inleidingszitting, al dan niet in samenhang gelezen met inzonderheid artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, dat onder meer het recht van toegang tot een rechtbank waarborgt alsook het recht om duidelijk te worden geïnformeerd over de regels die op hem worden toegepast, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, in zoverre zij de veroordeelde die verstek heeft laten gaan na op de inleidingszitting te zijn verschenen of er vertegenwoordigd was, niet toestaan in verzet te komen tegen de uitspraak die bij verstek werd gewezen naar aanleiding van een vonnis van persoonlijke verschijning terwijl de beklaagde die altijd verstek heeft laten gaan en nooit vertegenwoordigd is geweest, in verzet zal kunnen komen tegen de uitspraak die bij verstek tegen hem is gewezen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4958 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^