gepubliceerd op 06 juli 2010
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 27 mei 2010 in zake G.R. en L.R. tegen M.R. en W.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 mei 2010, heeft de Vrederechter v « Schendt artikel 215, § 2, B.W. de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet in die zin geïnterp(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 27 mei 2010 in zake G.R. en L.R. tegen M.R. en W.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 mei 2010, heeft de Vrederechter van het kanton Veurne-Nieuwpoort de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 215, § 2, B.W. de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet in die zin geïnterpreteerd dat - in geval beide echtgenoten een woninghuurovereenkomst ondertekend hebben, beide echtgenoten, en dus ook de echtgenoot die de gezinswoning vrijwillig verlaat of moet verlaten, na echtscheiding gehouden blijven om de verplichtingen van de woninghuurovereenkomst ten overstaan van de verhuurder na te leven - in geval slecht één van de echtgenoten de woninghuurovereenkomst ondertekend heeft, de echtgenoot die de woninghuurovereenkomst niet ondertekend heeft en die wettelijke mede-huurder werd overeenkomstig artikel 215, § 2, B.W., na echtscheiding geen verplichtingen meer heeft ten overstaan van de verhuurder, wanneer hij de gezinswoning verlaat of moet verlaten ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4941 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.