gepubliceerd op 12 mei 2010
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 maart 2010 in zake Wim Bogaert en Martine Van Gysel tegen de « Maatschappij voor Grond- en Industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied 1. « Schendt artikel 331 WIB/92, geïnterpreteerd in de zin dat de gevorderde vergoeding, die rechts(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 12 maart 2010 in zake Wim Bogaert en Martine Van Gysel tegen de « Maatschappij voor Grond- en Industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 maart 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 331 WIB/92, geïnterpreteerd in de zin dat de gevorderde vergoeding, die rechtstreeks of onrechtstreeks afhankelijk is van het bedrag van de winsten of de inkomsten van de onteigende, uitsluitend mag worden berekend op basis van de aanslagbiljetten over de laatste drie jaar die de onteigening voorafgaan, ook wanneer het inkomen van de onteigende - hier een landbouwer/fruitteler - in gezegde jaren forfaitair werd vastgesteld, artikel 16 van de Grondwet, die een integrale, nauwkeurige en juiste schadeloosstelling van de onteigende voorschrijft en, in samenlezing met het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vervatte gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, artikel 1 van het Aanvullend protocol van 20 maart 1952 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ? »;2. « Schendt artikel 331 WIB/92, geïnterpreteerd in de zin dat de gevorderde vergoeding, die rechtstreeks of onrechtstreeks afhankelijk is van het bedrag van de winsten of de inkomsten van de onteigende, uitsluitend mag worden berekend op basis van de aanslagbiljetten over de laatste drie jaar die de onteigening voorafgaan, ook wanneer het inkomen van de onteigende - hier een landbouwer/fruitteler - aan manifeste cycli onderhevig is en dus zonder rekening te houden met een toekomstige evolutie van de winsten of de inkomsten van de onteigende, artikel 16 van de Grondwet, die een integrale, nauwkeurige en juiste schadeloosstelling van de onteigende voorschrijft en, in samenlezing met het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vervatte gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, artikel 1 van het Aanvullend protocol van 20 maart 1952 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4902 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.