gepubliceerd op 27 april 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 maart 2009 in zake de nv « Veevoederbedrijf Navobi » tegen het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en in zake het Federaal A « Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de geco(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 maart 2009 in zake de nv « Veevoederbedrijf Navobi » tegen het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en in zake het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 maart 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2244 Burgerlijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat deze artikelen in een ongelijke behandeling op het vlak van de stuiting van de verjaring voorzien in geval van een beroep tot vernietiging van een administratieve handeling bij de Raad van State ingediend vóór de inwerkingtreding van de wet van 25 juli 2008 tussen diegene ten voordele van wie de verjaring van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de vernietigde administratieve handeling verworven is en die over een in kracht van gewijsde gegane beslissing beschikt waartegen geen cassatieberoep is ingediend en waarbij de vordering verjaard is verklaard, en diegene ten voordele van wie de verjaring van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de vernietigde administratieve handeling eveneens verworven is, maar die echter niet over een dergelijke in kracht van gewijsde gegane beslissing dienaangaande beschikt ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4663 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.