Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 24 maart 2009

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 29 januari 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Thuline Wiels, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 februari 2009, hee 1. « Schendt artikel 38, § 5, van het K.B. van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten bet(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009201255
pub.
24/03/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 29 januari 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Thuline Wiels, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 februari 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Ieper de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 38, § 5, van het K.B. van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en artikel 10 en 11 van de Grondwet door de rechter (behoudens de wettelijke uitzonderingen vervat in artikel 38, § 5, tweede en derde lid van het voormelde K.B.) de wettelijke verplichting op te leggen om een verval van het recht tot sturen uit te spreken én het herstel van het recht tot sturen op zijn minst afhankelijk te maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen indien hij veroordeelt wegens een overtreding begaan met een motorvoertuig die tot het verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige personen sinds minder dan twee jaar houder zijn van het rijbewijs B terwijl die wettelijke verplichting niet geldt ten overstaan van personen dewelke een overtreding begaan met een motorvoertuig die niet tot een verval van het recht tot sturen kan leiden ? »; 2. « Schendt artikel 38, § 5 van het K.B. van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en artikel 10 en 11 van de Grondwet door de rechter (behoudens de wettelijke uitzonderingen vervat in artikel 38, § 5, tweede en derde lid van het voormelde K.B.) de wettelijke verplichting op te leggen om een verval van het recht tot sturen uit te spreken én het herstel van het recht tot sturen op zijn minst afhankelijk te maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen indien hij veroordeelt wegens een overtreding begaan met een motorvoertuig die tot het verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige personen sinds minder dan twee jaar houder zijn van het rijbewijs B terwijl die wettelijke verplichting niet geldt ten overstaan van personen dewelke sinds meer dan twee jaar houder zijn van het rijbewijs B ? »; 3. « Schendt artikel 38, § 5, van het K.B. van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en artikel 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het algemene rechtsbeginsel van de rechtszekerheid, door de rechter (behoudens de wettelijke uitzonderingen vervat in artikel 38, § 5, tweede en derde lid van het voormelde K.B.) de wettelijke verplichting op te leggen om een verval van het recht tot sturen uit te spreken én het herstel van het recht tot sturen op zijn minst afhankelijk te maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen indien hij veroordeelt wegens een overtreding begaan met een motorvoertuig die tot het verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige personen sinds minder dan twee jaar houder zijn van het rijbewijs B, aldus geïnterpreteerd dat de schuldige sedert de datum van inwerkingtreding van die wet per 1 september 2007 houder is van het rijbewijs B terwijl die wettelijke verplichting voorheen niet gold maar thans de facto ook potentieel geldt ten overstaan van alle bestuurders die een overtreding begaan met een motorvoertuig die tot het verval van het recht tot sturen kan leiden en die sedert 1 september 2005 houder zijn van het rijbewijs B (i.e. alle bestuurders die tot twee jaar voorafgaandelijk aan de inwerkingtreding van de wet per 1 september 2007 hun rijbewijs verwierven) ? »; 4. « Schendt artikel 38, § 5, tweede lid, van het K.B. van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer het grondwettelijk legaliteitsbeginsel in strafzaken, neergelegd in artikel 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, daar waar het de sanctie vervat in artikel 38, § 5, eerste lid, van het K.B. van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer buiten toepassing laat in geval van ' een verkeersongeval met enkel lichtgewonden ', hierbij de definitie van ' een verkeersongeval met enkel lichtgewonden ' overlatend aan de beoordelingsvrijheid van de rechter zodat het geen voldoende normatieve inhoud heeft om een misdrijf te kunnen definiëren ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4634 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^