Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 06 februari 2009

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 december 2008 in zake de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening tegen Jacques Electeur en Yvette Englebert, waarvan de expeditie ter griffie van het Ho « 1. Vraag in hoofdorde : ' Schendt artikel 16, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009200339
pub.
06/02/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 december 2008 in zake de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening tegen Jacques Electeur en Yvette Englebert, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 december 2008, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Vraag in hoofdorde : ' Schendt artikel 16, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 3 december 1984 (tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het niet van toepassing is op de invordering van de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid die op grond van de artikelen 60 tot 73 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen door de zelfstandigen verschuldigd is, terwijl het van toepassing is op de invordering van de geregulariseerde gewone bijdragen voor sociale zekerheid die door de zelfstandigen verschuldigd zijn bij de aanvang of de hervatting van de beroepsbezigheid, en terwijl de personen die beide categorieën van bijdragen verschuldigd zijn, zich in vergelijkbare situaties bevinden en de ontstentenis van een verjaringsregeling het vermogen van de zelfstandigen die de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid verschuldigd zijn, voor onbepaalde duur onzeker maakt, in tegenstelling tot het vermogen van de zelfstandigen die de geregulariseerde gewone bijdragen bij de aanvang van de beroepsbezigheid verschuldigd zijn en een verjaringsregeling genieten die die onzekerheid in de tijd beperkt ? '; 2. Vragen in ondergeschikte orde : - ' Schendt artikel 16, § 2, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 3 december 1984 (tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het niet van toepassing is op de invordering van de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid die op grond van de artikelen 60 tot 73 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen door de zelfstandigen verschuldigd is, terwijl het van toepassing is op de invordering van de gewone bijdragen voor sociale zekerheid die door de zelfstandigen tijdens de uitoefening van de beroepsbezigheid verschuldigd zijn ? '; - ' Schendt artikel 42 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het niet van toepassing is op de invordering van de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid die op grond van de artikelen 60 tot 73 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen door de zelfstandigen verschuldigd is, terwijl het van toepassing is op de invordering van de gewone bijdragen voor sociale zekerheid die voor de tewerkstelling van werknemers verschuldigd zijn ? ' ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4593 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^