gepubliceerd op 30 december 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 november 2008 in zake het openbaar ministerie en anderen tegen R.H. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 nov « Schendt art. 162bis Sv. het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgesteld in art. 10 en 11 van de Grond(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 november 2008 in zake het openbaar ministerie en anderen tegen R.H. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 november 2008, heeft de Jeugdrechtbank te Mechelen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt art. 162bis Sv. het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgesteld in art. 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het wordt toegepast op procedures in zaken van jeugdbescherming voor de jeugdrechtbank, doordat, gelet op de afzonderlijke behandeling van de zaak van elke minderjarige volgens art. 56 van de wet van 8 april 1965, personen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd elk afzonderlijk veroordeeld worden tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding aan de burgerlijke partij, terwijl (meerderjarige) personen die een misdrijf hebben gepleegd samen (hoofdelijk) tot deze rechtsplegingsvergoeding kunnen worden veroordeeld ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4557 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.