Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 31 juli 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 juni 2008 in zake C.C. tegen M.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 juni 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg « Schenden de artikelen 229, § 1, en 301, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, 1254, § (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008202650
pub.
31/07/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 juni 2008 in zake C.C. tegen M.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 juni 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 229, § 1, en 301, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, 1254, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ze voortvloeien uit de artikelen 2, 7 en 22 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, alsmede artikel 42, § 2, van dezelfde wet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij, zelfs in geval van fout van de partij die de echtscheiding heeft verkregen, de partij die een tegenvordering heeft ingesteld na 1 september 2007 verhinderen zich te verzetten tegen de gevolgen inzake uitkering tot levensonderhoud van een hoofdvordering tot echtscheiding die werd ingesteld vóór die datum en die nadien gegrond werd verklaard op grond van de oude artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek, terwijl de hoofdeiser zijnerzijds de toepassing van het oude artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek geniet door de werking van een vonnis dat werd uitgesproken na de inwerkingtreding van de wet die de toepassingsvoorwaarden ervan wijzigt ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4484 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^