Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 19 juni 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 7 mei 2008 in zake B.M. tegen R.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 mei 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te « Schendt artikel 1, 3°, eerste lid, van artikel 3 van de overgangsbepalingen van de wet van 14 jul(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008202151
pub.
19/06/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 7 mei 2008 in zake B.M. tegen R.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 mei 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Nijvel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1, 3°, eerste lid, van artikel 3 van de overgangsbepalingen van de wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels, dat bepaalt dat de echtgenoten die de in het 1° bedoelde verklaring niet hebben afgelegd en die de tot de aanwinsten beperkte gemeenschap hadden aanvaard, worden onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 1415 tot 1426 voor al wat betrekking heeft op het bestuur van de gemeenschap en van hun eigen goederen, alsook aan die van de artikelen 1408 tot 1414 betreffende de gemeenschappelijke schulden en de rechten van de schuldeisers, in die zin geïnterpreteerd dat de vroegere artikelen 1453 en 1463 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn op de in het voormelde artikel bedoelde categorieën van echtgenoten, de artikelen 10, 11 en 11bis van de Grondwet en het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre de gescheiden vrouw die niet binnen drie maanden en veertig dagen na de echtscheiding de gemeenschap heeft aanvaard, wordt geacht daarvan afstand te hebben gedaan, terwijl de man zijn rechten in de gemeenschap van rechtswege verkrijgt ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4466 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^