gepubliceerd op 26 maart 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 januari 2008 in zake de NV « Athlon Car Lease Belgium » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 fe 1. « Schendt de federale wetgever met de wijziging van de artikelen 9(B) en (E) W.I.G.B. door de we(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 januari 2008 in zake de NV « Athlon Car Lease Belgium » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 februari 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt de federale wetgever met de wijziging van de artikelen 9(B) en (E) W.I.G.B. door de wet van 8 april 2002 tot wijziging van de artikelen 5, 9, 11, 21 en 42 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen in uitvoering van de richtlijn nr. 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet en/of de bevoegdheidsverdelende regels cf. artikel 26, § 1, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 op het Arbitragehof zoals vervat in het artikel 4, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten ? »; 2. « Schenden de artikelen 9(B) en 9(E) W.I.G.B. zoals gewijzigd door de wet van 8 april 2002 tot wijziging van de artikelen 5, 9, 11, 21 en 42 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen in uitvoering van de richtlijn nr. 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet doordat voornoemde wetsartikelen retroactief op 1 januari 2001 in werking zijn getreden en hierdoor eiseres hebben verschalkt in haar gewettigd vertrouwen dat de federale wetgever geen retroactieve wetswijziging zou invoeren rekening houdend met het ontbreken van een objectief, dwingende en noodzakelijke reden ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4426 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.